9. RANGE-functie,
manuele selectie voor meetbereik
De RANGE-functie maakt in enige meetfuncties met automatische selectie van meetbereik (AUTO), manuele meet-
bereikselectie mogelijk. In het grensbereik is het zinvol het meetbereik te fixeren, om onbedoeld omschakelen te
voorkomen.
Door indrukken van de toets "RANGE" wordt deze meetfunctie ingeschakeld. Op het display verlicht de weergave
"AUTO" op en verschijnt "MANUAL".
Houd de toets "RANGE" 2 s ingedrukt om deze functie uit te schakelen. "AUTO" verschijnt weer op het display (voor-
opgesteld dat de autorange-functie aanwezig is, is dit in dit meetbereik mogelijk).
10. REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaardemeting mogelijk om ev. leidingsverliezen zoals bijv. bij weerstandsmetin-
gen te vermijden. Hiertoe wordt de momentane displaywaarde op nul gezet. Er wordt een nieuwe referentiewaarde
ingesteld. Op het bovenste, kleine display wordt de basiswaarde (Rel-verschil) weergegeven.
Door indrukken van de toets "REL/PC" wordt deze meetfunctie ingeschakeld. Op het scherm verschijnt " ". De auto-
matische meetbereikkeuze wordt daarbij uitgeschakeld.
Om de deze functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op de toets "REL/PC" of verandert u de meet-functie.
De REL-functie is niet actief in de meetbereiken; temperatuur, doorgangstest, diodentest, frequen-
tie en bij de laagdoorlaatfilter-spanningsmeting.
11. HOLD-functie
De HOLD-functie bevriest de huidige meetwaarde op het display om deze rustig te kunnen aflezen of
te verwerken.
Zorg bij het testen van spanningvoerende leidingen dat deze functie bij aanvang van de test is
gedeactiveerd. Er wordt anders een verkeerd meetresultaat gesimuleerd!
Voor het inschakelen van de HOLD-functie drukt u op de toets "H" (10); een geluidssignaal bevestigt deze handeling
en "H" wordt op het display weergegeven.
Om de HOLD-functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op de toets "H" of verandert u de meetfunctie.
113