Storch PG 25 Mode D'emploi page 14

- Enkel geteste componenten die voor de betreffende
toepassingen geschikt zijn mogen worden gebruikt:
zoals gasleiding, drukregelaar en veiligheidsbreekbout
in de leiding en een gaslekbeveiliging.
- Er mogen enkel geschikte drukregelingstoestellen met
een vast ingestelde uitgangsdruk van 1500 mbar en
een overeenkomstige veiligheidsbreekbout in de leiding
worden gebruikt.
- Het toestel mag enkel werken vanuit de gasfase.
- Bij de werking op bouwwerven mogen enkel leidingen
voor vloeibaar gas worden gebruikt die overeenstem-
men met DIN 4815 deel 1, drukklasse 30.
- De lengte van de gasleiding moet zo mogelijk minder
dan 2 m zijn. Wanneer er bijzondere bedrijfstechnische
redenen zijn en er voldoende veiligheidsmaatregelen
werden genomen en de lengte van de leidingen zo kort
mogelijk werd gehouden, dan is het toegelaten om
langere leidingen te gebruiken.
- De slangleidingen moeten principieel beschermd zijn
tegen chemische, thermische en mechanische
beschadigingen.
- Wanneer er geen toezicht is op de werking van het
toestel, moeten de slangleidingen een gaslek-
beveiliging hebben.
- De personen die het toestel moeten bedienen moeten
bij de aanvang van het werk het toestel visueel contro-
leren op fouten aan de bedienings- en veiligheidsin-
richtingen en op het aanwezig zijn van de veiligheidsin-
richtingen.
Wanneer er fouten worden vastgesteld dan moet een
verantwoordelijke toezichter worden verwittigd.
De werking moet worden gestaakt wanneer de bedrijfs-
veiligheid van het toestel in het gedrang is.
- De toestellen mogen enkel worden onderhouden door
vaklui. Er mogen enkel originele wisselstukken worden
gebruikt.
- Onderdelen van het toestel die onderhavig zijn aan
slijtage en veroudering moeten op regelmatige
tijdstippen worden vervangen. Dit geldt niet wanneer de
reglementaire toestand door een deskundige wordt
vastgesteld.
- Wanneer het toestel ten gevolge van oververhitting door
de temperatuurbegrenzer wordt uitgeschakeld, moet
eerst de oorzaak van de storing worden gelokaliseerd
en dan worden opgelost.
Inbedrijfstelling
Enkel personen die voldoende opleiding hebben gekregen
over de bediening van het toestel, de controle van het reser-
voir en de lagering van de flessen mogen met het toestel
werken.
Het bedienende personeel moet onderwezen worden in de
eventuele gevaren bij de omgang met vloeibaar gas.
De personen die het toestel moeten bedienen moeten bij
de aanvang van het werk het toestel visueel controleren op
fouten aan de bedienings- en veiligheidsinrichtingen en op
het aanwezig zijn van de veiligheidsinrichtingen.
Een constante aansluitingsdruk van het toestel van
!
1,5 bar (1500 mbar) moet ook tijdens een langdurige
werking gegarandeerd zijn.
Enkel opstellen in ruimten die goed geventileerd zijn, niet
opstellen in woonruimten of in ruimten waar mensen
verblijven.
1 4 1 4 1 4
1 4 1 4
Drukregelaar aan de gasfles(sen)
aansluiten.
!
Let op de draad links!
Klep(pen) voor stalen cylinder
openen.
Bij gelijktijdig gebruik van meer-
dere gasflessen moeten alle
kleppen geopend zijn.
Ontgrendelingsknop van de
veiligheidsbreekbout in de leiding
na het openen van de klep(pen)
indrukken.
Deze handeling moet ook
gebeuren na elke vervanging van
flessen.
Nadat de toestellen zijn opgesteld
en aangesloten moeten alle
toevoerleidingen van gas op dicht-
heid worden gecontroleerd (zeep-
oplossing, spray voor het
opzoeken van lekken).