6. De druk regelen
De uitvoerdruk
controleren
De uitvoerdruk
aanpassen
Controle van de
systeemkalibratie
Het mechanisme om de druk te regelen zit aan de voorkant
van de pomp en heeft een bereik van 30 tot 60 mmHg.
De druk die door de manchetten op het been wordt
uitgeoefend kan worden aangepast door aan deze
knop te draaien. De druk wordt verhoogd door de
drukregelingsknop naar rechts te draaien; de druk
wordt verlaagd door de knop naar links te draaien.
OPMERKING
De aanbevolen drukinstelling is 40 mmHg. Of gebruik de
druk die de behandelend arts heeft voorgeschreven.
Het drukmonitoringsysteem van de Flowtron Excel-pomp
functioneert onafhankelijk van het drukregelings-
en drukleveringssysteem, waardoor het apparaat nog
betrouwbaarder en veiliger is. Het digitale display geeft de
feitelijke druk aan die aan de manchetten wordt geleverd,
en levert onmiddellijk en onafgebroken feedback over het
functioneren van de pomp.
Het drukdisplay wordt gebruikt voor de volgende functies:
Controleer na het aanzetten van de pomp of het
drukdisplay de gewenste uitvoerdruk laat zien bij het
opblazen van de manchetten. Kijk regelmatig of op het
display nog steeds de juiste druk staat.
De druk kan zo nodig tijdens het opblazen worden
aangepast door aan de drukregelingsknop te draaien
tot de gewenste druk op het schermpje te zien is.
Om te bevestigen dat de drukregelingsknop en het display
juist zijn gekalibreerd, voert u bij het aanzetten van de
pomp telkens de volgende controle uit:
Tijdens het normale gebruik waarbij
drukdisplay staat, moet de wijzer op de drukregelingsknop
binnen de 40 mmHg-boog op het voorpaneel staan
Staat er 40 op het display, maar staat de regelknop niet
binnen de 40 mmHg-boog, dan mag de pomp niet worden
gebruikt en moet hij opnieuw worden gekalibreerd.
8
op het
.