Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen in
het apparaat leggen.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van de
temperatuur
Afb. "
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van
-16 °C tot -26 °C.
Temperatuur-insteltoets 4 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 2.
Alarmfuncties
Afb. "
Deuralarm
Het deuralarm (aanhoudend geluidssig-
naal) wordt ingeschakeld wanneer de
deur van het apparaat langer dan een
minuut openstaat. Door de deur te slui-
ten wordt het alarmsignaal weer uitge-
schakeld.
Temperatuuralarm
Het temperatuuralarm wordt ingescha-
keld als het in de diepvriesruimte te
warm is waardoor de diepvrieswaren
kunnen ontdooien.
De temperatuurindicatie, afb. "/2,
knippert.
Zonder gevaar voor de diepvrieswaren
kan het alarm automatisch inschakelen:
bij het in gebruik nemen van het
■
apparaat,
bij het inladen van grote
■
hoeveelheden verse levensmiddelen,
als de deur van de diepvriesruimte te
■
lang geopend werd.
Aanwijzing
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren
niet opnieuw invriezen. Pas na het koken
of braden tot een kant-en-klaargerecht
kunnen ze opnieuw worden ingevroren.
De maximale bewaartijd niet meer ten
volle benutten.
Alarm uitschakelen
Afb. "
Temperatuurinsteltoets 4 indrukken om
het alarmsignaal uit te schakelen.
nl
81