Zorg voor goede werking
Oplossen van storingen
Oorzaken en oplossen van storingen
Bij storingen moeten de
basisvoorwaarden voor een normale
werking worden gecontroleerd:
1.
Is er stroom?
2.
Is er gasdruk?
3.
Staat de gaskraan open?
4.
Staat alle regel- en
veiligheidsapparatuur, zoals
ketelthermostaat, beveiliging
watertekort, eindschakelaars enz.
correct ingesteld?
Storing
De brander start niet op aanvraag van de
thermostaat.
Er is geen storingsaanwijzing op de
branderautomaat.
De brander start niet
Gasdruk normaal
Luchtdrukschakelaar in orde
geen aanvraag naar warmte
De brander start bij het inschakelen
gedurende zeer korte tijd, schakelt dan uit en
zendt volgend signaal uit:
x x y y y - y y y y y
De brander start
niet.
y y x x x
De branderventilator start. De brander start
x x x y y
De brander stopt terwijl hij werkt.
x x x x y
De branderventilator start. De brander start
x x y y y
De brander start, de ontsteking wordt
ingeschakeld, dan volgt onderbreking.
x y y y y
De brander stopt terwijl hij werkt.
y y y y x
Als de storing blijft bestaan:
· De knippercodes lezen die door de
branderautomaat worden
uitgezonden. Zie hun betekenis in de
tabel hieronder.
Als toebehoren is een uitleesapparaat
verkrijgbaar waarmee uit de automaat
verdere uitvoerige inlichtingen kunnen
worden uitgelezen over de werkings- en
storingsstappen die werden doorlopen.
De componenten die met veiligheid
verband houden mogen niet worden
gerepareerd, en moeten door
onderdelen met hetzelfde
bestelnummer worden vervangen.
Oorzaak
Geen of te lage netspanning.
Storing van de automaat
onvoldoende gasdruk
Gasdrukschakelaar ontregeld of defect.
Luchtdrukschakelaar bevindt zich niet in
rusttoestand
De thermostaat is defect of ontregeld.
De automaat werd opzettelijk uitgeschakeld.
Luchtdrukschakelaar niet in rusttoestand
Foutieve instelling
Contact gelast
niet.
Luchtdrukschakelaar het contact sluit niet.
Luchtdrukschakelaar Het contact gaat open
bij het starten of tijdens de werking.
niet.
Parasietlicht bij de voorventilatie of de
voorontsteking.
Geen vlam na afloop van de beveiligingstijd.
Het gasdebiet is foutief ingesteld
Storing in het vlambewakingscircuit
Geen ontstekingsboog
Elektrode(n) kortgesloten
Ontstekingskabel beschadigd of defect
Ontstekingstransformator defect
Branderautomaat
De elektromagnetische ventielen openen niet
Blokkereen van de
ventielen.
De vlam verdwijnt gedurende de werking.
08/2005 - Art. Nr. 13 018 072A
m
Alleen originele wisselstukken
gebruiken.
Aanwijzing
Na iedere ingreep:
· Onder de werkelijke
werkingsvoorwaarden (deuren
gesloten, kap gemonteerd, enz.) de
verbranding controleren en alle
leidingen op dichtheid controleren.
· De resultaten op de overeenkomstige
documenten optekenen.
Oplossing
Oorzaak van te lage spanning of van
stroomonderbreking opsporen.
De automaat vervangen.
Gasleidingen controleren
Filter reinigen
Gasdrukschakelaar controleren of het
compacte gasblok vervangen
Luchtdrukschakelaar instellen, vervangen
De thermostaten instellen of vervangen
Automaat ontgrendelen.
Drukschakelaar opnieuw instellen
De drukschakelaar vervangen.
Drukschakelaar en bedrading controleren.
Drukschakelaar opnieuw instellen
De luchtdrukschakelaar instellen of
vervangen.
Ventiel vervangen.
Gasdebiet regelen
Toestand en stand van de ionisatiesonde
tegenover de massa controleren
Toestand en aansluitingen van het
ionisatiecircuit controleren (kabel en
meetbrug)
Ontstekingselektrode(n) instellen, reinigen,
eventueel vervangen
Ontstekingskabel aansluiten of vervangen
Trafo vervangen
De automaat vervangen.
Bedrading tussen de automaat en externe
componenten controleren
Spoelen controleren of vervangen
Ventiel vervangen.
Circuit van de ionisatiesonde controleren. De
branderautomaat controleren of vervangen.
NL
35