Arbeidsinstructies / Onderhoud en reiniging
Spuitmiddel voorbereiden
Q
De in de handel verkrijgbare lakken en verven zijn
meestal bedoeld om te schilderen en niet om te
spuiten. Voor een correct werkresultaat dient u de
viscositeit van de lakken en verven conform de
DIN-richtlijn in te stellen (zie tabel).
De vereiste verdunning bereikt u met behulp van
voldoende verdunningsmiddel.
1. Meng het onverdunde spuitmiddel 20 °C goed.
2. Voeg een geschikt verdunningsmiddel toe.
3. Controleer de viscositeit zoals hierboven
beschreven, zie afb. C.
Opmerking: verdun kunstharslakken nooit met
een nitroverdunner!
Materiaalvoor-
beeld
Autolak
Acryllak
Kunstharslak
Grondverf
Aan- / uitschakelen
Q
Inschakelen
j
Druk voor het gebruik van het apparaat op de
AAN- / UIT-schakelaar
ingedrukt.
Uitschakelen
j
Laat de AAN- / UIT-schakelaar
apparaat uit te schakelen.
Spuitproces
Q
Het te spuiten oppervlak moet schoon, droog en
vetvrij zijn
neem de veiligheidsinstructies in acht
1. Door de regelknop
spuitstraal instellen (zie afb. D). De straal is
18 NL/BE
DIn richtwaarden
16-20 DIN-sec
25-30 DIN-sec
25-30 DIN-sec
25-30 DIN-sec
en houd hem
3
los om het
3
te verstellen, kunt u de
2
correct ingesteld wanneer geen druppels ont-
staan en het spuitbeeld fijn en gelijkmatig is.
2. Schakel het apparaat niet in of uit boven een te
spuiten oppervlak, maar begin en beëindig het
spuitproces ca. 10 cm buiten het te spuiten bereik.
3. Voer het spuitproces uit volgens afb. E - be-
weeg de verfspuit daarbij parallel aan het
oppervlak.
– niet zwenken
– beweeg de verfspuit met een gelijkblijvende
snelheid.
– breng het spuitmiddel zo dun mogelijk op.
– de verflaag/-lagen hebben een droogpauze
nodig, voordat u de volgende laag kruise-
lings kunt opbrengen (zie afb. F).
4. Spuit de beker niet leeg - er ontstaan druppels!
Onderhoud en reiniging
Q
Algemene opmerkingen
1.
WAArSChUWInG!
ook tijdens pauzes en werkzaamheden aan
het apparaat.
2. Spuit na ieder gebruik verdunner (alleen in
de open lucht - gevaar voor explosie!)
resp. water door het apparaat.
3. Spuit het apparaat na de reiniging door met
naaimachineolie om het tegen corrosie te
beschermen.
4.
WAArSChUWInG!
apparaat nooit onder reinigingsmiddel.
5. Het apparaat mag niet worden gereinigd met
brandbare oplosmiddelen.
reinigingsinstructies
1. Draai de vastzetschroef
2. Neem de pompbehuizing
3. Schroef het mondstuk
zuig- / drukklep
.
9
4. Verwijder de pompzuiger
de pompbehuizing
5. Reinig de onderdelen
verdunningsmiddel.
6. Monteer de onderdelen in omgekeerde volgorde.
Trek de netsteker
Dompel het
eraf, zie afb. A.
1
naar beneden weg.
10
eraf en verwijder de
8
en de veer
4
5
.
10
,
,
,
met
4
5
8
9
uit