8.7 Markeringen in de pan /
vulhoeveelheid
GEVAAR!
Bij het garen onder druk (met gesloten drukventiel 1):
vul de pan 7 enkel tot de maximale vulhoogte (marke-
ring in de pan max. 2/3), omdat er anders kokend wa-
ter uit kan spatten. Wanneer u voedingsmiddelen
zoals rijst of gedroogde groente bereidt die tijdens het
kookproces zwellen, mag de pan 7 ten hoogste tot de
helft worden gevuld (markering in de pan 1/2).
WAARSCHUWING voor materiële schade!
Het apparaat mag niet leeg worden gebruikt, dit om
oververhitting te voorkomen.
Let er bij het gaar laten worden onder druk (met gesloten
drukventiel 1) op, dat er zich niet te veel of te weinig water
in het apparaat bevindt. Let op die markeringen in de
pan 7.
-
max. 2/3: dit is de maximale vulhoogte die met het
apparaat mag worden gebruikt.
-
1/2: deze markering geeft de halve vulhoogte van de
pan 7 aan. Tot deze markering mag vloeistof in com-
binatie met rijst en soortgelijk zwellende levensmidde-
len maximaal worden gevuld.
-
Plaats altijd minstens 250 ml vloeistof (water, jus etc.)
in de pan 7.
8.8 Het stoomgaar-inzetstuk
gebruiken
GEVAAR van verwondingen door ver-
branden!
Het stoomgaar-inzetstuk 13 wordt tijdens het gebruik
heet. Wacht met het uitnemen uit de pan 7, tot het af-
gekoeld is, of maak gebruik van pannenlappen of
ovenwanten.
Om levensmiddelen in stoom te laten garen (bijv. met de
functie Stoom/Groenten 32), plaatst u het stoomgaar-
inzetstuk 13 in de pan 7. Vul slechts weinig water in de
pan 7, zodat het rooster boven het wateroppervlak be-
vindt. Leg de levensmiddelen op het rooster. Deze raken
het water niet aan.
De hengsels kunnen naar boven worden geklapt voor het
eenvoudiger inzitten en eruit halen. Voor het plaatsbespa-
rend opbergen kunnen de hengels naar beneden worden
geklapt.
9. Voorbereidingen voor ieder
gebruik
GEVAAR!
Het veiligheidscontact 21 in het midden van de ver-
warmingsplaat 8 moet schoon en vrij beweegbaar
zijn om oververhitting te voorkomen.
Controleer voor ieder gebruik, dat de ventielen (druk-
indicator 23 en drukventiel 1) niet zijn verstopt.
Controleer de volgende punten:
-
De afdichtring 25 moet er op correcte wijze zijn inge-
zet. De afdichting moet rondom goed passen.
-
De beschermingsfilter 26 moet vrij van vervuiling zijn.
-
De onderkant van de drukindicator 27 moet schoon
en vrij beweegbaar zijn.
-
Het inwendige van het basisapparaat 17, verwar-
mingsplaat 8 en het veiligheidscontact 21 moeten vrij
van vervuiling en droog zijn.
Plaatsen
BRANDGEVAAR!
Zet het apparaat op een vlakke, stevige, droge en hit-
tebestendige ondergrond alvorens het in te schakelen.
• Zet het basisapparaat 17 op een glad, droog en an-
tislip werkblad neer, waardoor het apparaat noch kan
omvallen noch naar beneden kan glijden.
Condensbak bevestigen
De condensbak 11 vangt condens op, die vanaf het dek-
sel 5 in de bovenste ring aan het basisapparaat 17 loopt.
• Afbeelding E: schuif de condensbak 11 in de hou-
der 22.
AANWIJZING: leeg de condensbak 11 ten laatste wan-
neer het water de markering MAX heeft bereikt.
37
NL