De Terugslagbeveiliging En De Kettingremactivering Controleren - Husqvarna 435 II Manuel D'utilisation

Dagelijks onderhoud
Reinig en controleer de kettingrem.
De kettingrem controleren op pa-
Zie
gina 76De terugslagbeveiliging en
de kettingremactivering controleren
op pagina 75 .
Controleer de kettingvanger. Zie
kettingvanger controleren op pagina
76 .
Draai het zaagblad, controleer de
smeeropening en reinig de groef in
De geleider contro-
het zaagblad. Zie
leren op pagina 80 .
Controleer of het zaagblad en de
zaagketting voldoende oliesmering
krijgen.
Controleer de zaagketting. Zie
uitrusting controleren op pagina 80 .
Slijp de zaagketting en controleer de
Zaagketting slijpen op
spanning. Zie
pagina 78 .
Controleer het kettingaandrijfwiel. Zie
Het spur-aandrijftandwiel controleren
op pagina 80 .
Reinig de luchtinlaat op de starter.
Controleer of moeren en schroeven
goed vastgedraaid zijn.
Controleer de stopschakelaar. Zie
start/stop-schakelaar controleren op
pagina 76 .
Controleer of er geen brandstof uit de
motor, tank of brandstofleidingen
lekt.
Zorg dat de zaagketting niet draait
wanneer de motor stationair draait.
Zorg dat de rechterhandbescherming
niet beschadigd is.
Controleer of de geluiddemper cor-
rect is bevestigd, niet is beschadigd
en of er geen delen van de demper
ontbreken.
De veiligheidsvoorzieningen op het
product onderhouden en controleren
De remband controleren
1. Verwijder met een borstel houtstof, hars en vuil van
de kettingrem en de koppelingstrommel. Vuil en
slijtage hebben een negatieve invloed op het
remvermogen. (Fig. 86)
1270 - 005 - 21.06.2021
Wekelijks onderhoud
Verwijder eventuele bramen op de
randen van het zaagblad. Zie
leider controleren op pagina 80 .
De
Maak het vonkenopvangnet van de
geluiddemper schoon of vervang het.
Reinig het gebied rond de carbura-
teur.
Reinig of vervang het luchtfilter. Zie
Het luchtfilter reinigen op pagina 77 .
Snij-
Reinig tussen de ribben van de cilin-
der.
De
Maandelijks onderhoud
Reinig de externe onderdelen van de
De ge-
carburateur.
Controleer het brandstoffilter en de
brandstofleiding. Vervang indien no-
dig.
Controleer alle kabels en aansluitin-
gen.
Leeg de brandstoftank.
Leeg de olietank.
2. Controleer de remband. De remvoering moet op het
dunste punt minstens 0,6 mm (0,024 inch) dik zijn.
De terugslagbeveiliging en de
kettingremactivering controleren
1. Controleer of de terugslagbeveiliging
beschadigingen vertoont zoals materiaalbarsten.
75