Algemeen
WAARSCHUWING! Zorg dat de motor is
!
uitgeschakeld en dat de stopschakelaar
in de STOP-stand staat.
Bladen van Husqvarna zijn bedoeld voor hoge
toerentallen en goedgekeurd voor draagbare
doorslijpmachines.
Controleren van de spilas en de
flensringen
Als het blad wordt vervangen door een nieuw exemplaar,
controleer dan de flensringen en de spilas.
•
Controleer of de schroefdraad op de spilas
onbeschadigd is.
•
Controleer of de contactvlakken op het blad en de
flensringen onbeschadigd, van het juiste formaat en
schoon zijn en of ze goed op de spilas lopen.
Gebruik geen scheve, afgebroken, kapotte of vieze
flensringen. Gebruik geen flensringen met verschillende
afmetingen.
De spilbus controleren
De spilbussen worden gebruikt om de machine passend
te maken voor het middengat in het zaagblad. De
machine wordt geleverd met een bus die kan worden
omgedraaid voor bladen met een middengat van 20 mm
of 1 inch (25,4 mm), of met een vaste bus van 20 mm. Een
sticker op de bladbeschermkap geeft aan welke bus af-
fabriek is aangebracht en vermeldt de juiste
bladspecificatie.
•
Controleer of de lagerbus op de spilas geschikt is voor
het middengat van het zaagblad. De zaagbladen zijn
gemerkt met de diameter van het middengat.
Gebruik uitsluitend lagerbussen die worden geleverd door
Husqvarna. Deze lagerbussen zijn speciaal gemaakt voor
uw doorslijpmachine.
MONTAGE EN AFSTELLINGEN
De rotatierichting van het blad
controleren
•
Let bij het gebruik van een diamantzaag op, dat deze
in de richting van de pijl op het blad draait. De
rotatierichting voor de machine wordt aangegeven
met pijlen op de zaagarm.
Zaagblad monteren
•
Het blad wordt op de bus (A) gezet tussen de
binnenste flensring (B) en de flensring (C). Draai de
flensring rond, totdat deze op de as past.
•
Vergrendel de steel. Steek een stuk gereedschap in
het gat in het zaagblad en draai het blad tot dit is
vergrendeld.
•
De bout, waarmee het zaagblad wordt vastgeklemd,
moet aangedraaid worden met een moment van 25
Nm.
Beschermkap van het zaagblad
De beschermkap voor de zaaguitrusting moet zo zijn
ingesteld dat de achterkant tegen het werkstuk steunt.
Spatten en vonken van het doorgezaagde materiaal
worden dan door de beschermkap opgevangen en van de
gebruiker weggeleid.
De bladbeschermkap wordt door frictie vergrendeld.
•
Druk de uiteinden van de beschermkap tegen het
werkstuk of stel de beschermkap af met de
afstelhendel. De beschermkap moet altijd op de
machine zijn gemonteerd.
–
Dutch
103