Gebruik slechts een recipiënt om de configuratie uit te voeren.
Plaats tijdens de configuratie nooit meerdere recipiënten op de kookpunten.
• Als de weergave [E 4] blijft, bel dan de klantenservice.
De kookplaat of kookzone werkt niet:
• De kookplaat is misschien verkeerd op het
elektriciteitsnet aangesloten. Controleer de
aansluiting.
• De veiligheidszekering kan de stroom hebben
afgesloten. Controleer de zekering.
• Het bedieningspaneel kan zijn vergrendeld.
Ontgrendel de bediening.
• Op de tiptoetsen kan zich water of vet bevin-
den. Reinig de tiptoetsen.
• Er ligt een voorwerp op een toets. Verwijder
het voorwerp.
Het bedieningspaneel toont [ U ] :
• Er staat geen pan op de kookzone.
• De pan is niet geschikt voor inductie.
• De bodemdiameter van de pan is te klein.
Het bedieningspaneel toont [ C ] of [ E ]:
• Bel de aftersales-service.
Één of alle kookzones zijn uitgeschakeld:
• Het veiligheidssysteem is geactiveerd.
• U bent lange tijd vergeten om de kookzone
uit te schakelen.
• Één of meer tiptoetsen zijn bedekt.
• De pan is leeg en de bodem is oververhit.
• De kookplaat beschikt over een automati-
sche vermogensreductie en automatische
uitschakeling bij oververhitting.
De ventilator blijft draaien nadat de kookplaat
is uitgeschakeld:
• Dit is geen defect, de ventilator blijft draaien
ter bescherming van het elektronische ap-
paraat.
• De ventilator stopt automatisch.
Het automatische kooksysteem werkt niet:
• De kookzone is nog warm [ H ].
• De hoogste vermogensstand is ingesteld [ 9 ].
• Het kookniveau werd aangezet met de toets
[ - ].
NL
FR
D
EN
13