Terumo Pinnacle Destination Mode D'emploi page 36

OPGELET
• Zorg dat de dilatator stevig op zijn plaats wordt gehouden in de
schacht en CCV. Als de dilatator niet goed vast zit, wordt alleen
de schacht in het bloedvat voortbewogen en kan de tip van
de schacht het bloedvat beschadigen. Het voortbewegen van
enkel de schacht kan het bloedvat beschadigen.
III. Voor alle kleptypen (TBV en CCV)
1. Maak met een scalpel een kleine incisie op de punctieplaats.
2. Breng een introductie naald in het bloedvat in.
3. Breng een voerdraad via de introductie naald in het bloedvat in.
OPGELET
• De voerdraad moet langzaam vooruitgeschoven of
teruggetrokken worden. Wanneer men weerstand ondervindt,
zoek dan eerst de oorzaak van de weerstand vooraleer de
voerdraad verder te schuiven of terug te trekken.
4. Verwijder de introductienaald over de voerdraad.
5. Breng de dilatator en de schacht samen over de voerdraad in
het bloedvat in en schuif het geheel voort tot in het bestemde
bloedvat.
6. Verwijder langzaam de dilatator waarbij de schacht in het
bloedvat blijft. Indien op dit moment injectie of bloedafname
noodzakelijk is, verwijder dan alleen de voerdraad en gebruik het
aanzetstuk van de dilatator als injectiepoort vooraleer de dilatator
te verwijderen.
OPGELET
• Type TBV: Maak de TBV los vooraleer de dilatator te
verwijderen. Sluit de TBV vervolgens goed af om het risico op
bloedingen of luchtembolie te minimaliseren.
• Type CCV: Zorg er voor de dilatator langzaam uit de schacht te
verwijderen. Het snel terugtrekken van de dilatator kan leiden
tot onvolledig sluiten van de CCV-klep, waardoor er bloed uit
de klep kan vloeien. Indien dit gebeurt, plaats de dilatator dan
terug in de schacht en verwijder deze nogmaals langzaam.
7. De radio-opake merker geeft onder fluoroscopie de plaats van
de tip van de schacht aan. De radio-opake merk er bevindt zich
proximaal op ongeveer 5 mm van de tip van de schacht (afb. 1).
Breng een interventioneel / diagnostisch hulpmiddel via de
schacht in het bloedvat en schuif het vervolgens vooruit tot op de
gewenste positie.
OPGELET
• De schacht moet langzaam vooruitgeschoven of teruggetrokken
worden. Wanneer men weerstand ondervindt, zoek dan eerst
de oorzaak van de weerstand vooraleer de schacht verder te
schuiven of terug te trekken.
Afb. 4
Afb. 5
Dilatatorconnector
CCV
Voerdraad
Dilatatorconnector
36