NL
14. Snelspansluiting voor zaagblad
15. Zaaggeleiding
16. Beschermhoes
► P. 3, afb. 2
17. Weergave van restvermogen
18. Toets voor vermogensweergave
19. Vergrendelingsknop
20. Controlelampjes
21. Accu-laadstation (niet meegeleverd)
Leveringsomvang
• Aandrijfeenheid voor kettingzaag
• Aandrijfeenheid voor heggenschaar
• Telescoopstang
• Beschermhoes
• Mesbescherming
• Zaaggeleider
• Zaagketting
• Handleiding
Montage
► P. 4, afb. 3
GEVAAR! Gevaar voor letsel
tijdens gebruik! Ondeskundig
gemonteerde onderdelen kunnen bij
gebruik van het apparaat tot zeer ern-
stig en zelfs dodelijk letsel leiden! Dit
apparaat mag alleen in bedrijf worden
gesteld, wanneer alle onderdelen
compleet en stevig gemonteerd zijn
en er geen onderdelen beschadigd
zijn!
• Lees daarom eerst het hele hoofd-
stuk door voordat u de onderdelen
monteert!
• Monteer de delen zorgvuldig en
volledig.
• Gebruik gereedschap als dat
voorgeschreven is.
VOORZICHTIG! Snijgevaar! De tan-
den van de zaagketting zijn erg
scherp! Bij alle werkzaamheden aan
de ketting moeten veiligheidshand-
schoenen worden gedragen.
WAARSCHUWING! Gevaar voor
letsel! Een verkeerd gemonteerde
zaagketting leidt tot ongecontroleerd
zaaggedrag van het apparaat! Let bij
montage van de ketting op de voorge-
schreven looprichting!
Draagriem monteren
– Draagriem in het oog (5) inhaken.
184
Telescoopstang monteren
– Aandrijfeenheid (13) op telescoop (10)
steken en laten inklikken.
– Stopmoer (4) in richting [ ] toedraaien.
Zaagblad en zaagketting monteren
► P. 4, afb. 4
– Moer (14) op kettingwielbeveiliging (22)
losdraaien en kettingwielbeveiliging
beveiligen.
► P. 5, afb. 5
– Zaagrail (15) met geleidemoer (23) op
geleidegroef (24) plaatsen.
Aanwijzing: Let bij het plaatsen van
de ketting op de juiste positie in de
geleidegroef (zaagrail) letten.
– Zaagketting (25) om het kettingwiel (26)
leggen. Let op correcte montagerichting.
– Zaagketting (25) om zaagrail (15) leggen.
► P. 5, afb. 6
– Kettingwielbeveiliging (22) plaatsen.
– Bevestigingsmoer (14) eerst licht aan-
trekken.
Zaagketting spannen
► P. 5, afb. 6
– Spanbout (27) aantrekken, totdat de ket-
ting tegen de onderkant van het zaagblad
rust.
– Bevestigingsmoer (14) vastdraaien.
Zaagketting laten inlopen
Tijdens de inlooptijd moeten de zaagketting
en -rail maximaal vijf senden worden bijge-
spannen.
Spanning van de zaagketting
controleren
De ketting is op de juiste spanning, wanneer
deze aan de onderkant van het zaagblad
strak aanligt en met de hand nog gemakkelijk
kan worden bewogen.
Spanning van de zaagketting indien nodig
bijstellen (► Zaagketting bijspannen –
p. 188).
Kettingsmering controleren
Het apparaat mag niet zonder voldoende ket-
tingsmering worden gebruikt. Als gevolg van
onvoldoende smering wordt de gebruiksduur
van het apparaat verkort.
– Hoeveelheid olie in de tank controleren.
– Apparaat starten.
– Lopende zaagketting enige tijd (15 s) op
een afstand van ca. 15 cm boven een
geschikt oppervlak houden.