INSTRUCTIES VOOR VEILIG GEBRUIK
Neem de volgende veiligheidsrichtlijnen in acht om uw persoonlijke
veiligheid te helpen waarborgen en uw apparaat en werkomgeving
tegen mogelijke schade te beschermen.
BEOOGD GEBRUIK
Dit apparaat is bedoeld voor algemeen laboratoriumgebruik bij het
genereren, regelen en meten van niveaus van elektromagnetische
radiofrequentie(RF)-energie. Zorg ervoor dat het apparaat wordt
gebruikt op een locatie die de uitgestraalde energie controleert, geen
letsel veroorzaakt of de reglementaire niveaus van elektromagnetische
interferentie schendt.
VEILIGHEIDSSYMBOLEN
Deze symbolen kunnen in uw gebruikershandleiding of op uw apparaat
verschijnen.
Dit symbool staat op het apparaat als de gebruiker de
handleiding
veiligheidsinformatie.
Het waarschuwingssymbool geeft een mogelijk gevaar
aan. Er moet aandacht worden besteed aan de verklaring
om schade, vernietiging of letsel te voorkomen.
Er zijn gevaarlijke elektrische spanningen aanwezig.
Wees uiterst voorzichtig.
Wijst op een terminal aan die bedoeld is voor aansluiting
op een externe geleider voor bescherming tegen
elektrische schokken in het geval van een storing, of de
terminal van een veiligheidselektrode (aarding).
Wijst op een onzichtbare laserstraling - bekijk niet
rechtstreeks met optische instrumenten.
Wijst op het frame of het chassis van de
aardingsterminal.
Wijst op wisselstroom.
Geeft aan dat dit product niet bij het huishoudelijk afval
mag worden weggegooid.
Geeft aan dat het gemarkeerde oppervlak en de
aangrenzende oppervlakken temperaturen kunnen
bereiken, die warm aanvoelen.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ DE INSTALLATIE
VAN HET APPARAAT
Raadpleeg de gebruikershandleiding en leer alle
veiligheidsmarkeringen en -instructies kennen.
bescherming die door het apparaat wordt geboden, kan
worden belemmerd bij gebruik op een manier die niet
wordt vermeld door AR RF/Microwave Instrumentation (AR).
•
Respecteer alle tilinstructies die in dit document vermeld zijn.
•
Plaats het apparaat op een hard, waterpas oppervlak.
Gebruik het apparaat niet in een natte omgeving, bijvoorbeeld in
•
de buurt van een gootsteen of in een vochtige kelder.
Plaats uw apparaat zodanig dat de aan/uit-schakelaar gemakkelijk
•
bereikbaar is.
Revisie 0517
moet
raadplegen
voor
belangrijke
Laat een vrije ruimte van 10,2 cm (4 inch) aan alle geventileerde
•
zijden van het apparaat om de luchtstroom die nodig is voor goede
ventilatie mogelijk te maken. Belemmer de luchtstroom in het
apparaat niet door ventilatieopeningen of luchtinlaten te
blokkeren. Het belemmeren van de luchtstroom kan leiden tot
schade
aan
veiligheidsrisico's.
•
Houd het apparaat uit de buurt van extreem hoge of lage
temperaturen om ervoor te zorgen dat het apparaat binnen het
gespecificeerde werkbereik wordt gebruikt.
•
Bij de installatie van accessoires zoals antennes, directionele
koppelingen en terreinsondes, moet u ervoor zorgen dat
blootstelling aan gevaarlijke RF-niveaus wordt voorkomen.
Zorg ervoor dat er niets op de kabels van uw apparaat rust en dat
•
de kabels zich niet op een plaats bevinden, waar er op getrapt kan
worden of waar er over gestruikeld kan worden.
Verplaats de apparatuur voorzichtig; zorg ervoor dat alle
•
zwenkwielen en/of kabels stevig op het systeem zijn aangesloten.
Vermijd plotselinge stops en oneffen oppervlakken.
VOOR HET OPZETTEN VAN DE STROOM
Uw AR-apparatuur kan meer dan een netvoedingskabel bezitten.
Gebruik alleen goedgekeurde netvoedingskabel(s). Koopt een
netvoedingskabel die is goedgekeurd voor gebruik in uw land als u
geen netvoedingskabel hebt ontvangen voor de apparatuur of voor een
door wisselstroom aangedreven optie, die bedoeld is voor de
apparatuur. De netvoedingskabel moet geschikt zijn voor het apparaat
en voor de spanning en stroomsterkte die op het label met de
elektrische classificatie van het apparaat staat vermeld.
Het verkeerd installeren of gebruiken van een
incompatibele netspanning kan het risico op brand of
andere gevaren verhogen. Sluit het apparaat en de perifere
netvoedingskabels aan op geaarde stopcontacten om
elektrische schokken te helpen voorkomen. Deze kabels zijn uitgerust
met driepolige stekkers om voor een goede aarding te zorgen. Gebruik
geen adapterstekkers of verwijder de aardingspen van een kabel niet.
Pas geen netvoedingskabels of stekkers aan. Raadpleeg een bevoegde
elektricien of een door AR opgeleide servicemonteur voor
aanpassingen van de apparatuur. Respecteer altijd uw lokale/nationale
bedradingsreglementering.
Gebruik de apparatuur niet als er sprake is van fysieke
schade, ontbrekende hardware of ontbrekende panelen.
AARDING
Deze apparatuur is voorzien van een beschermende
aardingsterminal. De stroombron van de apparatuur moet
een ononderbroken veiligheidsaarding van voldoende
De
grootte
netvoedingskabel of de meegeleverde netvoedingskabelset aan te
sluiten. GEBRUIK dit apparaat NIET als deze bescherming is
beschadigd.
het
apparaat,
onregelmatige
leveren
om
de
aansluitklemmen,
uitvallen
of
de