Elektrische aansluiting 12 V / 24 V
Elektrische leidingen, schakel- en stuurapparaten voor verwar-
mingstoestellen moeten zo in het voertuig worden geplaatst
dat ze onder normale bedrijfsomstandigheden probleemloos
kunnen werken. Alle wanddoorvoeringen van leidingen die
naar buiten voeren, moeten spatwaterdicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische onderdelen begint te werken,
moet u de stroomtoevoer naar het apparaat afsluiten.
Het volstaat niet het apparaat uit te schakelen vanaf het
bedieningspaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het koetswerk moet het apparaat
volledig worden losgekoppeld van de stroomkring van het
voertuig.
Als u de polen verkeerd aansluit, bestaat het risico dat
de kabels in brand raken. Bovendien vervalt hierdoor
elke aanspraak op garantie of verantwoordelijkheid!
De rode kabel is plus, de blauwe kabel min!
Sluit het apparaat met een kabel van 2 x 1,5 mm² op het
beveiligde boordnet aan (centrale zekering 5 – 10 A); bij
een lengte van meer dan 6 m gebruikt u een kabel van
2 x 2,5 mm². Sluit de minpool aan op de centrale massa. Bij
een directe aansluiting op de accu, moeten de plus- en de
minleiding worden beveiligd. Voer de aansluitingen volledig
geïsoleerd in Faston uit (autovlakstekersysteem 6,3 mm).
Op de toevoerleidingen mogen geen andere stroomafnemen-
de toestellen worden aangesloten!
Bij gebruik van net- cq stroomvoorzieningapparaten
moet erop gelet worden dat deze een geregelde uit-
gangsspanning tussen 11 V en 15 V leveren en de rimpelfac-
tor van de wisselspanning < 1,2 Vss bedraagt. Voor de ver-
schillende toepassingen raden wij de laadautomaat van Truma
aan. Vraag uw leverancier. Andere laadtoestellen mogen enkel
met een batterij van 12 V als buffer gebruikt worden.
Gasaansluiting
De werkdruk van het toestel van 30 mbar (zie type-
plaat) moet overeenstemmen met de werkdruk van de
gasvoorziening.
De gastoevoerbuis Ø 8 mm moet met een snijringschroef-
verbinding op de gasaansluiting worden aangesloten. Bij het
vastdraaien zorgvuldig tegenhouden met een tweede sleutel!
Het gasaansluitstuk op het toestel mag niet worden ingekort
of verbogen.
Zorg ervoor dat bij het aansluiten op de boiler de gasleidingen
vrij zijn van vuil, splinters en dergelijke!
De buis zo aanleggen dat het toestel voor servicewerkzaamhe-
den gemakkelijk kan worden gedemonteerd.
Het aantal koppelingen in gasleidingen die gelegd zijn in door
personen gebruikte ruimtes moet tot het technisch onvermij-
delijke minimum worden beperkt.
De gasinstallatie moet voldoen aan de technische en admini-
stratieve voorschriften van het betreffende land van gebruik
(in Europa b.v. EN 1949 voor voertuigen of EN ISO 10239 voor
boten). Nationale voorschriften en regelingen (in Duitsland b.v.
het DVGW-werkblad G 607 voor voertuigen of G 608 voor bo-
ten) moeten in acht genomen worden.
Functiecontrole
Na de inbouw moet de dichtheid van de gastoevoerleiding
volgens de drukverminderingsmethode gecontroleerd wor-
den. Een keuringsverklaring (in Duitsland b.v. conform DVGW-
werkblad G 607 voor voertuigen of G 608 voor boten) moet
afgegeven worden.
Vervolgens conform de gebruiksaanwijzing alle functies van
het toestel controleren.
De gebruiksaanwijzing moet samen met een ingevuld
garantiebewijs aan de eigenaar van het voertuig worden
overhandigd.
Het typeplaatje uit de gebruiks- en inbouwhandleiding
nemen en op een goed zichtbare, tegen beschadigin-
gen beschermde plaats op de verwarming kleven. Het jaar
van de eerste ingebruikname moet op de typeplaat worden
aangekruist.
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde gele sticker met waarschuwin-
gen voor de gebruiker moet door de inbouwer of de eigenaar
van het voertuig op een voor elke gebruiker duidelijk zichtbare
plaats in het voertuig worden aangebracht (bijv. op de deur
van de klerenkast)! Als u deze sticker niet hebt, moet u die bij
Truma aanvragen.
61