1
ONDERHOUD
1.3
MOTOROLIE______________________________________________________________
Controleer de motorolie aan het begin van iedere
werkdag. Als het peil te laag is, verwijder dan de
olievuldop en giet de gewenste hoeveelheid olie bij.
Na
de
eerste
50
olieverversing plaats te vinden, en vervolgens na iedere
100 bedrijfsuren. Zie de motorhandleiding.
Gebruik uitsluitend motorolie met API classificatie
CD/CE.
Boven 25°C
SAE 30W of SAE 10W30/10W40
0 tot 25°C
SAE 20W of SAE 10W30/10W40
Lager dan 0°C
SAE 10W of SAE 10W30/10W40
1.4
LUCHTFILTER ____________________________________________________________
Controleer de service-indicator dagelijks. Als de rode
band in venster (C) verschijnt, dient het filter te worden
vervangen.
Verwijder het
element
reiniging. Onnodige verwijdering van het filter verhoogt
het risico op het toevoeren van stof en andere
verontreinigingen naar de motor.
Wanneer service is vereist, reinig dan eerst de
buitenkant van het filterhuis en verwijder daarna het oude
element zo voorzichtig mogelijk.
1. Maak de binnenkant van het filterhuis zorgvuldig
schoon, ervoor zorgend dat er geen stof in de
luchtinlaat komt.
2. Inspecteer het nieuwe element. Gebruik nooit een
beschadigd of verkeerd element.
3. Monteer het nieuwe element en zorg voor correcte
plaatsing. Stel de indicator terug door knop (D) in te
drukken.
4. Bij het terugplaatsen van de kap dient te worden
gezorgd dat deze volledig rond het filterhuis sluit.
De stofuitdrijver (E) moet omlaagwijzen.
5.
Controleer alle slangen en luchtkanalen. Zet de
slangklemmen goed vast.
20
bedrijfsuren
dient
de
niet
voor inspectie of
eerste
Safe Operating Range
Veilig bedieningsbereik
E
Afb 1A
D
C
Afb 1B