Onderhoudsschema
Hieronder volgt een lijst van het onderhoud dat aan de machine moet worden uitgevoerd. De meeste punten staan
beschreven in het hoofdstuk Onderhoud.
Dagelijks onderhoud
Maak de machine uitwendig schoon.
Controleer of de delen van de
gashendel goed werken.
(Gashendelvergrendeling en
gashendel.)
Maak de kettingrem schoon en
controleer de remfunctie. Controleer
de kettingvanger op beschadigingen
en vervang indien nodig.
Het zaagblad moet voor evenwichtig
afslijten dagelijks worden omgekeerd.
Controleer of de smeeropening niet
verstopt is. Maak de groef schoon. Als
het zaagblad uitgerust is met een
poelie, moet die gesmeerd worden.
Controleer of de ketting en het
zaagblad voldoende olie krijgen.
Controleer de zaagketting op
zichtbare barsten in klinken en
schakels, of de ketting stijf is en of
klinken en schakels abnormaal
versleten zijn. Vervang indien nodig.
Slijp de ketting en controleer de
conditie en de spanning. Controleer
het kettingwiel op abnormale slijtage,
vervang indien nodig.
Maak de luchtinlaat van de starter
schoon.
Controleer of de bouten en moeren en
vastgedraaid zijn.
Controleer of de stopschakelaar
werkt.
Controleer of er brandstof lekt uit
motor, tank of brandstofleidingen.
Op motorzagen met katalysator moet
u het koelsysteem dagelijks
controleren.
118 – Dutch
ONDERHOUD
Wekelijks onderhoud
Op motorzagen zonder katalysator
moet u het koelsysteem iedere week
controleren.
Controleer de starter, het startkoord
en de terugspringveer.
Controleer of de
trillingsdempingselementen niet
beschadigd zijn.
Smeer het lager van de
koppelingtrommel.
Verwijder eventuele braam op de
zijkanten van het zaagblad met een
vijl.
Maak het vonkenopvangnet van de
geluiddemper schoon of vervang het.
Maak de carburateurruimte schoon.
Maak het luchtfilter schoon. Vervang
het indien nodig.
Maandelijks onderhoud
Controleer de remvoering van de
kettingrem op slijtage. Vervang deze
wanneer minder dan 0,6 mm over is
op de meest versleten plaats.
Controleer het centrum van de
koppeling, de koppelingtrommel en
de koppelingveer op slijtage.
Maak de bougie schoon. Controleer
of de afstand tussen de elektroden
0,5 mm bedraagt.
Maak de buitenkant van de
carburateur schoon.
Controleer het brandstoffilter en de
brandstofleidingen. Vervang indien
nodig.
Leeg de brandstoftank en maak deze
inwendig schoon.
Leeg de olietank en maak deze
inwendig schoon.
Controleer alle kabels en
aansluitingen.