Zaagsnede
De motorzaagsnede wordt aangebracht vanaf de andere
kant van de boom en moet volkomen horizontaal liggen.
Sta links van de boom en zaag met trekkende ketting.
Breng de motorzaagsnede ca. 3-5 cm (1,5-2") boven de
horizontale lijn van de inkeping aan.
Steek de schorssteun (indien deze gemonteerd is) achter
het scharnierstuk. Zaag met vol gas en duw de ketting/het
zaagblad langzaam in de boom. Let op of de boom niet in
een richting beweegt die tegenovergesteld is aan de
gekozen valrichting. Breng zodra de snijdiepte dit toelaat,
een velwig of een breekijzer aan in de motorzaagsnede.
De motorzaagsnede moet parallel met de inkepinglijn
beëindigd worden zodat de afstand tussen beiden
tenminste 1/10 van de stamdiameter bedraagt. Het niet
doorgezaagde gedeelte wordt scharnierstuk genoemd.
Het scharnierstuk doet dienst als scharnier en stuurt de
richting van de vallende boom.
Als het scharnierstuk te klein is of doorgezaagd is of als
de inkeping of de motorzaagsnede verkeerd geplaatst
108 – Dutch
ARBEIDSTECHNIEK
zijn, kan men alle controle over de valrichting van de
boom verliezen.
Wanneer de motorzaagsnede en de inkeping klaar zijn,
moet de boom uit zichzelf beginnen te vallen of met
behulp van de velwig of het breekijzer.
We raden aan een zaagbladlengte te gebruiken die groter
is dan de stamdiameter van de boom, zodat de
zaagsnede en de inkeping aangebracht kunnen worden
met een zogenaamde "enkelvoudige snede". Zie de
instructies in het hoofdstuk Technische gegevens welke
zaagbladlengtes wij aanbevelen voor uw
motorkettingzaag.
Er zijn methodes om bomen te vellen met een
stamdiameter die groter is dan de zaagbladlengte. Bij
deze methodes is het risico dat de terugslagrisico-sector
van het zaagblad in contact komt met een voorwerp erg
groot.