wordt gebruikt.
LET OP! Het achterste gedeelte van het au-
tostoeltje dient goed tegen de zitting vast te
zitten (Fig. 8).
2. Laat het kind met de rug stevig tegen de
rugleuning van het autostoeltje zitten (Fig.
9).
3. Controleer de hoogte van de hoofdsteun
en stel deze af als zij niet goed is: zie de
paragraaf "DE HOOGTE VAN DE HOOFD-
STEUN AFSTELLEN".
4. Controleer de breedte van de rugleuning en
stel deze af als zij niet goed is: zie de para-
graaf "DE BREEDTE VAN DE RUGLEUNING
AFSTELLEN".
5. Maak de veiligheidsgordel van de auto vast
door het horizontale gedeelte onder de
twee armleuningen op de met rood aange-
geven plaatsen door te halen en het dia-
gonale gedeelte onder de armsteun aan de
kant van de gesp (Fig. 10).
6. Haal het diagonale gedeelte van de gordel
door de rode klem (Fig. 11).
7. Trek het diagonale gedeelte van de auto-
gordel in de richting van het oprolsysteem,
zodat de hele gordel gespannen wordt en
goed op de borstkas en de benen van het
kind aansluit, maar trek hem niet te strak
aan! (Fig. 12).
Nu is het autostoeltje goed bevestigd (Fig. 13).
LET OP! Controleer dat de autogordel goed
gespannen is.
LET OP! Controleer dat de autogordel niet ver-
draaid zit (Fig. 14).
LET OP! Controleer dat de diagonale gordel
goed tegen de schouder van het kind rust (Fig.
15) en geen druk uitoefent op de nek. Zet de
hoofdsteun indien nodig lager.
LET OP! Controleer dat de gordelregelaar ten
opzichte van de rugleuning van de autozitting
naar achteren staat (of er hooguit op één lijn
mee staat) (Fig. 5).
LET OP! Laat de autogordels nooit op andere
plaatsen lopen dan die in deze gebruiksaanwij-
zing worden aangeduid! (Fig. 16).
LET OP! Laat het kind niet naar voren en om-
laag glijden.
Het kind uit het autostoeltje halen
1. Haak de autogordel los
2. Haal het diagonale gedeelte ervan uit de
klem
3. Begeleid de gordel tijdens het oprollen.
Het autostoeltje in de auto installeren zon-
der kind
Verricht de handelingen 1, 5, 6, 7 van de para-
graaf "Het autostoeltje in de auto installeren
en het kind erin zetten".
Als het kind niet wordt vervoerd, moet u het
autostoeltje toch laten zitten of in de koffer
steken met het wagentje helemaal in het on-
derste gedeelte van de zitting geschoven. Het
niet vastgezette autostoeltje kan in geval van
een ongeluk of bij hard remmen namelijk een
gevaar inhouden voor de passagiers.
De hoogte van de hoofdsteun afstellen
De hoogte van de hoofdsteun kan op 8 stan-
den worden geregeld om het autostoeltje zo
goed mogelijk aan de lengte van het kind aan
te passen. Zorg ervoor dat het hoofd van het
kind goed gesteund is en de gordel goed tegen
zijn schouder aan zit.
Denk er tijdens het afstellen van de hoogte van
de hoofdsteun aan dat de oren van het kind de
hoogte van de hoofdsteun niet mogen over-
schrijden en dat de klem zich net iets hoger
dan de schouders van het kind moet bevinden,
zodat de veiligheidsgordel correct tegen zijn
schouder steunt (Fig. 17).
Het afstellen kan door de aanwezigheid van
het kind in het autostoeltje worden bemoe-
ilijkt.
Afstellen:
1. Druk met één hand op de hendel aan de
achterkant van de hoofdsteun en steun
met de andere hand tegelijkertijd tegen
de zitting, zoals in de afbeelding wordt ge-
toond (Fig. 18).
2. Haal de hoofdsteun naargelang de speci-
fi eke behoefte omhoog of laat deze zakken
(Fig. 19).
3. Laat de hendel los en haal de hoofdsteun
omhoog/laat deze zakken tot u de klik
hoort die bevestigt dat hij op de gewenste
stand vergrendeld is.
56