Veiligheid
Maaiwerking en laadwerking
De maaifasen worden afgewisseld door laadfa-
sen. Als de lading van de accu bij het maaien tot
een bepaalde waarde (weergave: 0 %) is ge-
daald, gaat het apparaat langs de begrenzings-
kabel terug naar het basisstation.
Voor de maaiwerking zijn er vooraf ingestelde
maaiprogramma's aanwezig waarin ook opper-
vlak- en randmaaifuncties zijn opgenomen. Deze
maaiprogramma's kunnen door de gebruiker wor-
den gewijzigd.
3 VEILIGHEID
3.1
Reglementair gebruik
Dit apparaat is uitsluitend bedoeld voor particulier
gebruik. Elke andere toepassing, alsook een ver-
boden om- of aanbouw, worden beschouwd als
niet beoogd gebruik en leiden tot uitsluiting van
de garantie, het verlies van de conformiteit (CE-
markering) en de afwijzing van elke verantwoor-
delijkheid vanwege de fabrikant wat betreft scha-
de aan de gebruiker of derden.
De toepassingsgrenzen van het apparaat zijn:
■
max. oppervlak: 1200 m
■
max. helling/daling: 40 % (22°)
■
max. zijwaartse helling: 40 % (22°)
■
Temperatuur:
■
Opladen: 0 – 45 °C
■
Maaien: 0 – 55 °C
3.2
Mogelijk foutief gebruik
Dit apparaat is niet geschikt voor gebruik in een
openbare omgeving, parken, op sportterreinen of
in de land- en bosbouw.
3.3
Veiligheids- en
beveiligingsvoorzieningen
WAARSCHUWING!
Risico op letsel
Defecte en buiten werking gestelde vei-
ligheids- en beveiligingsvoorzieningen
kunnen tot ernstig letsel leiden.
■
Laat defecte veiligheids- en beveili-
gingsvoorzieningen repareren.
■
De beschermings- en beveiligings-
voorzieningen nooit buiten werking
stellen.
457293_a
2
3.3.1
PIN- en PUK-invoer
Het apparaat kan alleen door invoeren van een
PIN (personal Identification Number) worden ge-
start. Daardoor wordt het inschakelen door onbe-
voegde personen voorkomen. DE PIN-code kan
gewijzigd worden.
Als de Pin-code 3 keer verkeerd wordt ingevoerd,
is de invoer van de PUK (Personal Unblocking
Key) noodzakelijk. Als die ook verkeerd wordt in-
gevoerd moet er 24 uur voor de volgende invoer
worden gewacht.
De PIN- en PUK-code dient ook als diefstalbevei-
liging:
■
Bewaar de PIN- en PUK-code ontoegankelijk
voor onbevoegde personen.
3.3.2
Sensoren
Het apparaat heeft meerdere veiligheidssenso-
ren. Hij schakelt na het uitschakelen door een
veiligheidssensor niet automatisch weer in. De
foutmelding wordt op het display weergegeven
en moet bevestigd worden. De reden voor de ac-
tivering van de sensor moet worden verholpen.
Hefsensor
Als het apparaat tijdens de werking aan het huis
wordt opgetild, wordt de rijaandrijving uitgescha-
keld en de snijmessen worden gestopt.
Stootsensoren voor obstakelherkenning
Het apparaat is uitgevoerd met sensoren die er
bij contact met een obstakel voor zorgen dat de
rijrichting wordt aangepast. Wanneer het appa-
raat tegen een obstakel aanstoot, verschuift het
bovendeel van de behuizing iets en de stootsen-
sor wordt geactiveerd.
Hellingsensor in rijrichting/zijkant
Als er in rijrichting een helling of een daling of
een schuine zijwaartse stand van 22° (40 %)
wordt bereikt, keert het apparaat om of verandert
van rijrichting.
Regensensor
Het apparaat is uitgevoerd met een regensensor
die in geactiveerde hoedanigheid bij regen de
maaibeurt onderbreekt en ervoor zorgt dat het
apparaat terugrijdt naar het basisstation.
67