Bediening
7. In het menu "Tijdstip invoeren" > "24-
uur indeling" de actuele tijd instellen (for-
maat: HH:MM). Hiervoor na elkaar met
een cijfer selecteren en telkens met
bevestigen.
De basisinstelling is voltooid. De status "Niet
gekalibreerd Startknop indrukken"
wordt weergegeven.
5.3
Maaihoogte instellen
De maaihoogte kan met stappen van 5 mm tus-
sen de 30 en 60 mm met de hand worden ver-
steld.
1. Deksel (12/1) openen.
2. Hendel (12/2) openklappen en rechtsom
draaien tot hij met de brede kant naar het
open slot (12/4) wijst.
3. Maaihoogte instellen:
■
Hendel stapsgewijs omhoogtrekken. De
snijhoogte (d.w.z. de gazonhoogte) wordt
groter.
■
Hendel stapsgewijs omlaagdrukken. De
snijhoogte (d.w.z. de gazonhoogte) wordt
kleiner.
4. Hendel linksom draaien tot hij met de brede
kant naar het gesloten slot (12/3) wijst.
5. Hendel omlaagklappen.
6. Deksel sluiten.
5.4
Automatische kalibratierun uitvoeren
Zet het apparaat op de beginstand (10)
1. Zet het apparaat binnen het maaioppervlak
op de beginstand:
■
min. 1 m links en 1 m voor het basisstati-
on
■
met de voorkant op de begrenzingskabel
uitgelijnd
Kalibratierun starten
1. Controleer dat er binnen het te voorspellen
bewegingsgedeelte van het apparaat geen
obstakels aanwezig zijn. Het apparaat moet
met beide voorwielen over de begrenzingska-
bel heen kunnen rijden. Verwijder obstakels
indien nodig.
2.
Apparaat starten. Op het display
wordt weergegeven:
■
"! Waarschuwing! Aandrijving
start"
■
"Kalibratie", "Fase [1]"
457293_a
Tijdens de kalibratierun
Het apparaat rijdt voor de bepaling van de sig-
naalsterkte binnen de begrenzingskabel eerst
twee keer over de begrenzingskabel heen en ver-
volgens naar het basisstation en blijft daar stil-
staan. De accu wordt opgeladen.
OPMERKING
Het apparaat moet bij het binnenrijden in
het basisstation blijven staan. Als het ap-
paraat bij het binnenrijden in het basis-
station de contacten niet raakt, rijdt het
verder langs de begrenzingskabel. Als
het apparaat niet door het basisstation
rijdt is de kalibratieprocedure mislukt. In
dat geval moet het basisstation beter uit-
gelijnd en de kalibatieprocedure herhaald
worden.
Na de kalibratie
De vooraf ingestelde actuele maaitijd wordt aan-
gegeven.
Voor alle andere instellingen zie Hoofdstuk 7 "In-
stellingen", pagina 74.
6 BEDIENING
6.1
Apparaat met de hand starten
1.
Apparaat inschakelen.
Voor randen maaien buiten de planning: zie
Hoofdstuk 7.5 "Randen maaien bij handmati-
ge start", pagina 75.
2.
Apparaat met de hand starten.
6.2
Maaiwerking staken
■
Toets op het basisstation (09/4) of op
het apparaat indrukken.
Het apparaat rijdt automatisch naar het ba-
sisstation. Het wist het maaiprogramma van
de actuele dag en start de volgende dag
weer op het ingestelde tijdstip.
■
Toets op het apparaat indrukken.
De maaiwerking wordt gedurende een half
uur onderbroken.
■
Toets op het apparaat indrukken.
Het apparaat wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
In gevaarlijke situaties kan het apparraat
met de STOP-toets (09/2) worden ge-
stopt.
73