W 150
12. Werkonderbreking van maximaal 4 uur
•
Apparaat met AAN /UIT schakelaar uitschakelen (pos. 0).
•
Netstekker verwijderen.
•
Bij het verwerken van 2-componentenlakken moet het apparaat direct worden gereinigd.
Klap voor het plaatsen altijd het
i
handgreepverlengstuk uit wanneer u een
ander spuitopzetstuk dan het meegeleverde
Standard small spuitopzetstuk gebruikt om de
reservoirhoogte te compenseren.
13. Buiten bedrijf stellen en reinigen
Deskundige reiniging is een voorwaarde voor een storingsvrij gebruik van het
verfopbrengapparaat. Bij niet of ondeskundig uitgevoerde reiniging vervalt elke
aanspraak op garantie.
1) Apparaat met AAN /UIT schakelaar uitschakelen (pos. 0). Ontlucht het container bij
lange werkonderbrekingen en bij het beëindigen van de werkzaamheden. Dit kan
worden gedaan door het container kort open te draaien en weer af te sluiten of door
de trekker in te drukken en de verf terug te laten lopen in de verfemmer.
2) Pistool demonteren. Haak (afb. 3 "klik") iets omlaag drukken. Voorste en achterste
pistooldeel tegen elkaar draaien en uit elkaar halen.
3) Container losschroeven. Overig coatingmateriaal in verfblik teruggieten.
4) Maak container en stijgbuis met een kwast zo ver mogelijk schoon. Reinig de
ontluchtingsboring (Afb. 9, Pos. C).
5) Container met oplosmiddel resp. water opvullen. Container vastschroeven.
Gebruik voor het schoonmaken geen brandbare materialen.
6) Pistool weer in elkaar zetten (afb. 3).
7) Apparaat inschakelen en oplosmiddel resp. water in een container of op een doek
spuiten.
8) De hierboven beschreven procedure herhalen, totdat zuiver oplosmiddel resp. water
uit de sproeier komt.
9) Apparaat uitschakelen en netstekker verwijderen.
10) Draai het container los en maak het leeg. Verwijder de aanzuigstok met
containerafdichting.
LET OP! Reinig nooit afdichtingen, membraan en sproeier- of luchtopeningen van het
spuitpistool met spitse metalen voorwerpen.
Luchttoevoerslang en membraan zijn slechts beperkt oplosmiddelbestendig.
Niet in oplosmiddel leggen, maar alleen afvegen.
11) Dopmoer (afb. 9. 1) losschroeven, luchtkap en spuitkop verwijderen. Reinig luchtkap,
spuitkopafdichting en spuitkop met kwast en oplosmiddel resp. water.
12) Het apparaat mag uitsluitend met onbeschadigd membraan (Afb. 10, 15) worden
NL
51