de veiligheidsgordels correct zijn vastgemaakt.
11.
Bij gebruik in de categorie "universeel" (groep III): Dit kinderbeveiligingssysteem (hierna
"kinderzitje" genoemd) is geschikt voor driepuntsgordels met een oprolmechanisme dat voldoet
aan ECE R16. Het is niet geschikt voor modellen die alleen beschikken over tweepuntsgordels.
12.
Bij gebruik in de categorie semi-universeel (groep III): Dit kinderbeveiligingssysteem (hierna
"kinderzitje" genoemd) is geschikt voor driepuntsgordels met een oprolmechanisme dat
voldoet aan de ECE R16-norm en is niet geschikt voor modellen die alleen zijn uitgerust
met tweepuntsgordels. Het kan enkel worden gebruikt als er een ISOFIX-ankerpunt is
geïnstalleerd.
A
Veiligheidsgordel voertuig — schoudergordel
B
Veiligheidsgordel voertuig — heupgordel
C
ISOFIX-bevestigingen
13.
Gebruik NOOIT beschadigde of gerafelde veiligheidsgordels.
14.
Gebruik dit kinderzitje NIET in een voertuig met veiligheidsgordels ingebouwd in de portieren.
15.
Gebruik dit kinderzitje NIET in een voertuig waarin de veiligheidsgordels automatisch langs
het chassis bewegen als het portier wordt geopend. Deze veiligheidsgordels zijn geen goede
bevestiging voor een kinderzitje.
WAARSCHUWINGEN AIRBAG
1.
WAARSCHUWING: Plaats GEEN kinderzitje op de passagiersstoel vooraan uitgerust met
een airbag tenzij de airbag is uitgeschakeld. Dit kan de DOOD of ERNSTIG LETSEL tot
gevolg hebben. De achterbank is het veiligst. Als uw voertuig een airbag heeft, raadpleeg
dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van het kinderzitje.
2.
Als de achterbank van uw voertuig is uitgerust met zij-airbags, raadpleeg dan de handleiding
van uw voertuig voor de montage van het kinderzitje.
3.
Plaats GEEN voorwerpen tussen het kinderzitje en de zij-airbags, want een opblazende airbag
kan de voorwerpen tegen het kind slingeren.
AANVULLENDE WAARSCHUWINGEN
Als het warm of zonnig is, controleer dan ALTIJD het kinderzitje op hete oppervlakken
1.
voordat u het kind laat plaatsnemen. Het kind zou zich kunnen verbranden. Dek het
kinderzitje af met een lichtgekleurde deken als u het voertuig verlaat.
2.
Zelfs als het kinderzitje niet wordt gebruikt, moet het goed bevestigd zijn met de
veiligheidsgordels in het voertuig.
3.
Een niet-bevestigd kinderzitje kan iemand verwonden bij een aanrijding.
4.
Bevestig GEEN extra items aan dit kinderzitje, zoals bekleding, speelgoed enz.
5.
Controleer voor elk gebruik of het kinderzitje veilig is bevestigd en of het veiligheidsharnas
juist is afgesteld voor het kind.
6.
Controleer voor elk gebruik of het kinderzitje veilig is vergrendeld.
7.
Als de stoel van het voertuig een verstelbare rugleuning heeft, zorg er dan voor dat deze in de
meest verticale positie staat en veilig is vergrendeld. Een rugleuning die niet in de juiste positie
staat of niet is vergrendeld, verhindert een correcte installatie van het kinderzitje en voorkomt
een goede bescherming van het kind.
8.
Laat u tijdens het rijden NOOIT afleiden door een huilend kind. Haal een kind nooit uit het
kinderzitje om het te troosten terwijl het voertuig in beweging is.
9.
Geef kinderen GEEN items zoals een lolly of een ijsje op een stokje. Dergelijke items kunnen
een kind verwonden als het voertuig moet uitwijken of een hobbel raakt.
10.
Leg scherpe of zware voorwerpen in de kofferbak. Alles wat los zit, kan dodelijk zijn bij een
aanrijding.
11.
Bij koud weer hebben kinderen mogelijk een extra deken nodig. Plaats het kind dan eerst
in het kinderzitje en leg het deken daarna over zowel het kind, met de gordel aan, als over
het kinderzitje.
NL
11