Nederlands
2
1
► Bout (1) losdraaien
► Draagoog (2) verschuiven
► Bout (1) voorzichtig aandraaien
► Het apparaat laten uitpendelen
► Pendelstand controleren:
Pendelstanden
Maaigarnituren (A) zoals maaikoppen, grassnij‐
bladen en slagmessen
► moeten net de grond raken
108
Cirkelzaagbladen (B)
► moeten ca. 20 cm (8 inch) boven de grond
"zweven"
Als de juiste pendelstand is bereikt:
► Bout (1) op het draagoog vastdraaien
14.3
A
► De lip op de karabijnhaak (1) indrukken en het
draagoog (2) uit de haak trekken
14 Apparaat uitbalanceren
B
Het apparaat bij de draagriem
loshaken
1
2
1
2
1
2
0458-430-9421-B