informatie over het gebruik. De aanwijzingen op dit etiket moeten bij gebruik van
de sjorriem in acht worden genomen.
–
Bij ladingen die kunnen rollen wordt aanbevolen om ze direct vast te sjorren met
vier spanriemen. Beveilig het apparaat aan de wielen zo, dat het zich tijdens de rit
niet beweegt.
OPGELET
De riemen niet te strak aantrekken. Als het apparaat te strak wordt vastgezet, dan
kunnen beschadigingen het gevolg zijn.
Onderhoud van de messenbalk
Een scherp mes garandeert optimaal snijresultaat. Controleer elke keer voordat u gaat
maaien de toestand en de goede bevestiging van het mes. De bevestigingsschroef van
het mes moet altijd door een geautoriseerde vakwerkplaats worden aangedraaid. Als
de messchroef te los of te vast wordt aangedraaid, dan kunnen meskoppeling en
mesbalk beschadigd worden of loskomen, hetgeen zware verwondingen kan
veroorzaken. Een versleten of beschadigd mes moet absoluut worden vervangen
Bijslijpen en uitbalanceren van de messenbalk (Afbeelding Q )
WAARSCHUWING
Het bijslijpen en uitbalanceren van de messenbalk steeds door een
geautoriseerde vakwerkplaats laten uitvoeren. Een ondeskundig geslepen en niet
uitgebalanceerd mes kan sterke vibraties veroorzaken en de gazonmaaier
beschadigen.
De snijranden van de mesbalk mogen slechts zolang worden bijgeslepen totdat de
desbetreffende waarde (zie afbeelding Q ) of de markering (1) op de mesbalk (ring)
bereikt is. Opgelet! Slijphoek van 30° in acht nemen.
Uw vakbedrijf kan deze waarde (slijtagelimiet) voor u controleren!
WAARSCHUWING
Een mes waarbij de slijtagegrens (markering) werd overschreden kan breken en
weggeslingerd worden, hetgeen zware verwondingen kan veroorzaken.
Vervangen van de messenbalk
WAARSCHUWING
Het vervangen van de mesbalk moet absoluut worden uitgevoerd door een
geautoriseerde vakwerkplaats. Door een verkeerd geassembleerde meskoppeling
of door een te vast of te los aangedraaide messchroef kan de mesbalk loskomen,
hetgeen zware verwondingen tot gevolg kan hebben.
–
Bij de vervanging alleen originele mesbalken gebruiken. Niet gelijkwaardige
onderdelen kunnen de machine beschadigen en uw veiligheid in gevaar brengen.
–
Snijgereedschappen ter vervanging moeten permanent met de naam en/of het
logo van de firma of leverancier en met het deel-nr. zijn gekenmerkt.
Onderhoud van de voorwielen
Eenmaal per jaar of om de 15-20 bedrijfsuren de lagers van de wielen invetten.
–
Met een steeksleutel de zeskantmoer losdraaien, schijf en wielen eraf trekken.
–
Nadat de lagers met een wentellagervet „KAJO-langetermijnvet LZR 2" werden
ingevet, de wielen erop schuiven, schijf erop zetten, met de zeskantmoer
bevestigen en zo ver vastdraaien, dat de wielen nog licht maar zonder speling
gedraaid kunnen worden.
Onderhoud van de achterwielaandrijving (Afbeelding R )
Eenmaal per jaar of om de 15-20 bedrijfsuren de lagers van de wielen invetten.
–
De aandrijfwielen na de moer losgedraaid en de schijf verwijderd te hebben van de
wielas aftrekken.
–
De wielafdekking eraf nemen, daarbij op de aanloopschijf letten.
–
Het vuil van de wielafdekking, het vrijlooprondsel op de tandwielas en de
tandkrans aan de binnenkant van het wiel verwijderen.
AANWIJZING
Vrijlooprondsel niet van de as aftrekken!
–
De wielas invetten met wentellagervet „KAJO-langetermijnvet LZR 2".
Vrijlooprondsel en tandkrans in het wiel niet invetten!
–
De wielafdekking erop zetten en de aanloopschijf op de wielas schuiven. Bij het
erop steken van het aandrijfwiel erop letten dat rondsel en tandkrans in elkaar
grijpen, evt. het wiel op de as licht verdraaien.
–
Schijf erop zetten, met de zeskantmoer bevestigen en zo ver vastdraaien, dat de
wielen nog licht maar zonder speling gedraaid kunnen worden.
Onderhoud van de aandrijving
–
Voor een onberispelijke functie van de riemaandrijving is in ieder geval vereist, dat
de bowdenkabel voor het in- en uitschakelen van de rijaandrijving makkelijk
beweeglijk is.
–
De bowdenkabel is door de fabriek ingesteld en hoeft niet te worden bijgeregeld.
Vervangen van aandrijf-V-riem
Laat devervanging van de aandrijf-V-riem alleen door erkend vakpersoneel uitvoeren.
Startaccu bijladen (alleen bij elektro-start)
BELANGRIJK
Gebruik het meegeleverde oplaadapparaat alleen voor de accu die bij de
grasmaaier hoort. Probeer eveneens nooit om uw maaier op te laden met een
ander oplaadapparaat. U zou uzelf in gevaar kunnen brengen of uw apparaat
kunnen beschadigen.
Om veiligheidsredenen en om schade aan het laadapparaat te vermijden mag het
laadapparaat alleen binnen in een gebouw en in droge ruimtes gebruikt en niet in
direct zonlicht geladen worden.
De accu kan in gemonteerde of ongemonteerde toestand worden geladen.
–
Steekverbinding accukabel naar kabelboom scheiden.
–
Batterij uitbouwen
Voor het uitbouwen van de batterij, de schroef (TORX T30) losmaken, het deksel
verwijderen en de batterij uitnemen.
–
Sluit de accukabel aan op een originele lader en steek de stekker van de lader in
een stopcontact met 230V-netspanning.
–
Bevestig de accu na het opladen weer op de accuhouder (als de accu voor
opladen is uitgebouwd). Sluit voordat u gaat maaien de accukabel weer op de
kabelboom aan.
(zie ook hoofdstuk „Voor de eerste inbedrijfstelling – starterbatterij laden")
18 ONDERHOUD VAN DE MOTOR
WAARSCHUWING
Verwondingen vermijden! Motoruitlaatgassen bevatten koolmonoxide en kunnen
ernstige aandoeningen of dood tot gevolg hebben.
De motor niet in gesloten ruimten, zoals garages, inschakelen, ook niet als
deuren en vensters geopend zijn. De machine naar buiten bewegen voordat de
motor wordt gestart.
BELANGRIJK
Voor de reinigings- en onderhoudswerkzaamheden de motor en/of de maaier niet
op de zijkant leggen, maar naar voren omhoogkantelen O (bougie naar boven),
omdat anders startmoeilijkheden kunnen optreden. Bij het omhoog kantelen van
de maaier, er op letten, dat de uitwerpklep niet beschadigd wordt. De maaier in
omhoog gekantelde toestand beveiligen!
OPGELET
Bij het omhoog kantelen erop letten dat er geen olie of benzine uitloopt.
Brandgevaar!
Het regelmatig uitvoeren van de voorgeschreven service- en
onderhoudswerkzaamheden vormt de voorwaarde voor een duurzame en storingvrije
functie van de motor en bovendien een basisvoorwaarde voor garantieaanspraken.
De motor vooral uitwendig altijd schoonhouden, vooral de omgeving van geluiddemper
en cilinder moet altijd vrij van vreemde voorwerpen zijn (bijv. grasresten). Uitlaat en
motor bereiken tijdens het bedrijf zeer hoge temperaturen. Brandbare vreemde
voorwerpen zoals loof, gras enz. kunnen ontbranden.
Ook een foutloze koeling is alleen gegarandeerd als de cilinderribben steeds schoon
zijn.
BELANGRIJK
De motor nooit met een hogedrukreiniger of een normale waterstraal reinigen.
Beschadigingen resp. dure reparaties kunnen het gevolg zijn.
Olie wisselen
Voor ieder gebruik eerst het oliepeil controleren en zo nodig olie bijvullen (zie „Oliepeil
controleren" en „Olie vullen", afbeelding Y1 ).
De olie hoeft niet te ververst te worden. Wanneer u de olie toch wilt verversen, volg dan
de onderstaande aanwijzingen op.
Olie verversen
–
Voordat de motor of het apparaat worden gekanteld om olie af te laten, de
benzinetank leegmaken en de motor zo lang laten lopen, tot hij wegens
brandstofgebrek stilvalt.
–
Motor afzetten en bougiestekker eraf trekken.
11
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen
zie tabel pagina 3