3) Selecteer met de toets
gramma en bevestig met de toets ENTER. Op het
display verschijnt opnieuw de melding
10 sec start het geselecteerde programma, en op
het display verschijnt opnieuw het programmanum-
mer.*
6.1.3 Kleurenstraler
Bij deze functie straalt het apparaat met maximale hel-
derheid in een van de 9 selecteerbare kleuren. Deze
functie is uitsluitend in de bedrijfsmodus 2 beschikbaar
(
hoofdstuk 5.1).
1) Druk enkele keren op de toets MENU (9) tot op het
display de melding
2) Activeer het menu-item met de toets ENTER (11).
Op het display verschijnt het laatst geselecteerde
showprogramma (
3) Wissel met de toets
en bevestig met de toets ENTER. Op het dis-
play verschijnt het nummer van de ingestelde kleur
(
...
).
4) Met de toets
of
selecteert u de gewenste kleur
en bevestigt u met de toets ENTER. Op het display
verschijnt opnieuw de melding
wordt de modus aangegeven (
6.1.4 Kleurovergangen
In de overgangsmodus werkt het apparaat eveneens
als kleurenstraler, maar er wordt continu tussen de
kleuren gewisseld. De overgangssnelheid is in drie
trappen instelbaar. De overgangsmodus is alleen in de
bedrijfsmodus 2 beschikbaar (
1) Druk enkele keren op de toets MENU (9) tot op het
display de melding
2) Activeer het menu-item met de toets ENTER (11).
Op het display verschijnt het ingestelde showpro-
gramma (
...
3) Wissel met de toets
en bevestig met de toets ENTER. Op het dis-
play verschijnt het nummer van de ingestelde snel-
heid:
= langzaam ,
snel.
4) Selecteer de snelheid met de toets
tig met de toets ENTER. Op het display verschijnt
opnieuw
. Na 10 seconden wordt de modus
weergegeven (
) en de instelling is werkzaam.*
6.1.5 Handmatige instelling van kleur,
dimmer en stroboscoop
Het apparaat kan met een instelbare kleur en helder-
heid continu oplichten of flitsen. De flitsfrequentie kan
eveneens worden ingesteld.
Tip: De kleur die moet domineren, stelt u in op maxi-
male helderheid (255 op display) en meng de beide
andere kleuren erbij. Met de dimmerfunctie kunt u ver-
volgens de helderheid van alle LEDʼs verminderen,
zonder dat de ingestelde tint wordt gewijzigd.
All manuals and user guides at all-guides.com
of
(10) een showpro-
. Na
verschijnt.
...
).
of
(10) naar de melding
en na 10 sec
).*
hoofdstuk 5.1).
verschijnt.
).
of
(10) naar de melding
= gemiddeld,
of
en beves-
1) Druk enkele keren op de toets MENU (9) tot op het
display de melding
Activeer het menu-item met de toets ENTER (11).
Op het display verschijnt nu
2) Druk opnieuw op de toets ENTER. Op het display
verschijnt de waarde voor de kleur Rood. Stel met
de toets
of
de helderheid van de rode LEDʼs in
(0 – 255 op display) en bevestig met de toets
ENTER. Op het display verschijnt opnieuw de mel-
ding
.
3) Wissel met de toets
bevestig met de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt de waarde voor de kleur Groen. Stel met de
toets
of
de helderheid van de groene LEDʼs in
en bevestig met de toets ENTER. Op het display
verschijnt opnieuw de melding
4) Wissel met de toets
bevestig met de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt de waarde voor de kleur Blauw. Stel met de
toets
of
de helderheid van de blauwe LEDʼs in
en bevestig met de toets ENTER. Op het display
verschijnt opnieuw de melding
5) Voor de fijnregeling van de tint kunt u met de toets
terug naar een kleur springen en na drukken op
de toets ENTER de betreffende kleur corrigeren.
6) Om te dimmen, wisselt u met de toets
de melding
ENTER. Op het display verschijnt de ingestelde
helderheidswaarde (0 – 255). Met de toets
selecteert u de gewenste helderheid en bevestigt u
met de toets ENTER. Op het display verschijnt
opnieuw de melding
7) Als u de stroboscoopfunctie wilt activeren, schakel
dan met de toets
tig met de toets ENTER. Op het display verschijnt
de ingestelde waarde van de flitsfrequentie (0 – 255).
Stel de flitsfrequentie in met de toets
bevestig met de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt opnieuw de melding
6.2 Meerdere LED-500DX / RGB-apparaten
=
aaneenschakelen
U kunt meerdere LED-500DX/RGB-apparaten aan-
eenschakelen. Het centrale apparaat (Master) kan alle
randapparaten (Slave) synchroon sturen.
1) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT (17) van het
centrale apparaat via een 3-polige XLR-kabel (b.v.
serie MEC-... of MECN-... uit het gamma van "img
Stage Line") met de aansluiting DMX INPUT (18)
van het eerste randapparaat.
2) Verbind de aansluiting DMX OUTPUT van het eer-
ste randapparaat met de aansluiting DMX INPUT
van het tweede randapparaat etc. tot alle apparaten
in een ketting gesloten zijn.
*Na het uit- en herinschakelen is steeds de mastermodus
ingeschakeld (
hoofdstuk 6.1.1).
(handmatig) verschijnt.
.
naar de melding
.
naar de melding
.
of
en bevestigt u met de toets
.
naar de melding
en beves-
of
.*
NL
en
en
naar
of
en
39