18
Voorbeeld: alarmgedrag van de flowingang (4...20 mA)
1.
Vrij instelbaar alarmgedrag kiezen (setup/Basisinstellingen/Alarmgedrag)
2.
Flowingang kiezen (Setup/Ingangen/Flow.., hier bijv. met Promag gekenmerkt) en onder
"Alarmgedrag" de gewenste bereiksgrenzen en alarmfuncties toekennen.
In dit voorbeeld wordt de flowwaarde van 4 mA tot de bereiksoverschrijding van 3,8 mA
geëxtrapoleerd, van 3,8 mA tot kabelbreukgrens van 3,6 mA tevens geëxtrapoleerd en onder 3,6
mA met de vooringestelde waarde 0 gewaardeerd.
Omdat als alarmtype voor de kabelbreuk "Storing" werd gekozen, nemen alle uitgangen van de
toepassing, waaraan deze ingang is toegekend het ingestelde foutgedrag aan (bijv. uitsturen van een
vaste waarde van 22 mA).
Op dezelfde wijze wordt de bereikgrens boven en de kabelbreuk boven ingesteld.
b) Temperatuuringangen
Voor de temperatuuringangen (bijv. PT100) kan het gedrag bij kabelbreuk (oneindige weerstand)
worden gedefinieerd (de meetbereikgrenzen zijn vast ingesteld).
c) Impulsingangen
Voor impulsingangen (incl. PFM-signaal) kan het alarmgedrag niet worden gedefinieerd. (d.w.z.
kabelbreuk of een frequentie van 0 Hz wordt door het instrument hetzelfde geïnterpreteerd.)
Instelparameters voor het alarmgedrag van de toepassingen
Onder Setup/Toepassingen.... kan het alarmgedrag voor de volgende procesfouten worden
gedefinieerd (zie ook BA144R, par. 5.3)
Stoom: natte stoomalarm, fase-overgang
Gas: bereiksoverschrijding