Waarschuwing
Gevaar voor kneuzing! Bij het
vergrendelen in ieder geval niet
de handen tussen vuilreservoir
en tussenring houden of in de
buurt van het hefmechanisme houden. Re-
servoir door middel van de schuifbeugel
met beide handen vergrendelen.
Drukregelaar weer insteken.
Reiniging van het apparaat
Apparaat aan de binnen- en buitenkant
reinigen door afzuigen en afvegen met
een vochtige doek.
Apparaat opslaan
Stroomkabel opwikkelen en opbergen:
Zuigslang rond de schuifbeugel wikkelen.
Vloersproeier en zuigbuis in de desbe-
treffende houders steken.
Apparaat in een droge ruimte plaatsen
en beveiligen tegen onbevoegd ge-
bruik.
Vervoer
Voorzichtig
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Zuigaansluiting sluiten, zie Bediening.
Parkeerremmen loszetten en apparaat
aan de duwbeugel verschuiven.
Apparaat bij het verladen bij het onder-
stel pakken, niet bij de schuifbeugel.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
Opslag
Voorzichtig
Gevaar voor letsel en beschadiging! Het
gewicht van het apparaat bij opbergen in
acht nemen.
Het apparaat mag alleen binnen worden
opgeborgen.
Gevaar
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat,
het apparaat uitschakelen en de netstekker
uittrekken.
Stofverwijderende machines zijn veilig-
heidsinrichtingen voor het voorkomen of
elimineren van gevaren in de zin van
BGV A1.
Voor het onderhoud door de gebruiker
–
moet het apparaat uit elkaar genomen,
gereinigd en onderhouden worden,
voor zover dat uitgevoerd kan worden
zonder dat daarbij gevaren ontstaan
voor het onderhoudspersoneel en an-
dere personen. Geschikte voorzorgs-
maatregelen bevatten het ontgiften
vóór de demontage. Voorzorgen ne-
men voor lokaal gefilterde kunstmatige
verluchting op de plaats waar het appa-
raat uit elkaar genomen wordt, reiniging
van het onderhoudsoppervlak en ge-
schikte bescherming van het personeel.
De buitenkant van het apparaat moet
–
ontgift en schoongeveegd worden of
behandeld worden met afdichtingmate-
riaal vooraleer het uit het gevaarlijke
gebied gehaald wordt. Alle onderdelen
van het apparaat moeten beschouwd
worden als verontreinigd indien ze uit
het gevaarlijke gebied gehaald worden.
Passende maatregelen moeten geno-
men worden, om verspreiding van stof
te vermijden.
Bij de uitvoering van onderhouds- en
–
herstellingswerkzaamheden moeten
alle verontreinigde voorwerpen die niet
voldoende gereinigd kunnen worden,
weggegooid worden. Zulke voorwerpen
moeten in ondoorlaatbare zakken en
overeenkomstig de geldende bepalin-
gen betreffende de verwijdering van dat
soort afval verwijderd worden.
Bij transport en onderhoud van het ap-
–
paraat moet de zuigopening met de
aansluitmof afgesloten worden.
– 6
NL
Onderhoud
53