6.2.2 Snedediepte-instelling aan de diepte-aanslag
1.
Druk de diepte-aanslag in.
2.
Verschuif de diepte-aanslag met de markering op
de gewenste snedediepte.
6.3 Montage doorslijpschijf
ATTENTIE
Gebruik alleen snijgereedschap waarvan het toege-
stane toerental minstens even groot is als het maxi-
male nullasttoerental van het apparaat.
ATTENTIE
Er mogen geen beschadigde, onronde of vibrerende
snijgereedschappen worden gebruikt.
ATTENTIE
Gebruik geen kunstharsgebonden, vezelversterkte
nl
doorslijpschijven waarvan de houdbaarheidsdatum
verstreken is.
AANWIJZING
Voor het apparaat moeten diamant-doorslijpschijven
overeenkomstig de bepaling EN 13236 worden gebruikt.
Optioneel kan het apparaat ook kunstharsgebonden,
vezelversterkte doorslijpschijven overeenkomstig EN
12413 (rechte, niet verzette vorm, type 41) worden
gebruikt, om metalen te bewerken. Voor het apparaat
moet
daarbij
de
DCH 300 ABR (zie accessoires) worden gebruikt. Zie
ook de montagehandleiding van de fabrikant van de
doorslijpschijf.
AANWIJZING
Diamantschijven moeten worden vervangen zodra de
snij- resp. slijpprestatie merkbaar afneemt. In het alge-
meen is dit het geval als de hoogte van de diamantseg-
menten minder dan 2 mm is.
6.3.1 Montage diamant-doorslijpschijf
G
De segmenten moeten een negatieve spaanhoek hebben
en de sleufbreedte G tussen de segmenten mag maxi-
maal 10 mm bedragen. De schijfdikte mag de maximale
waarde van 3,5 mm niet overschrijden.
De wisselflens ∅60 mm kan met doorslijpschijven met
een binnendiameter van 22,2 mm en met doorslijpschij-
ven met een binnendiameter van 25,4 mm worden ge-
106
geschikte
gereedschapopname
G
bruikt. Controleer welke zijde van de wisselflens bij de
binnendiameter van de doorslijpschijf past. De flens moet
de doorslijpschijf centreren.
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Reinig de spanflens en de spanmoer.
3.
Zet de wisselflens ∅60 mm met de juiste zijde zo op
de spindel dat hij niet meer kan worden verdraaid.
4.
Zet de diamant-doorslijpschijf op de wisselflens.
5.
Breng de spanflens ∅60 mm en de spanmoer aan.
6.
ATTENTIE De spindelarrêteerknop mag alleen bij
een stilstaande slijpspil geactiveerd worden.
Druk de spindelarrêteerknop in en houd deze inge-
drukt.
7.
Draai met de spansleutel de spanmoer vast en laat
vervolgens de spindelarrêteerknop los.
8.
Zorg ervoor dat de spindelarrêteerknop zich in de
basisstand bevindt.
6.3.2 Montage kunstharsgebonden, vezelversterkte
doorslijpschijf (optioneel)
ATTENTIE
Gebruik bij kunstharsgebonden,
doorslijpschijven nooit flenzen kleiner dan ∅80 mm.
De wisselflens ∅80 mm kan zowel met doorslijpschijven
met een binnendiameter van 22,2 mm en doorslijpschij-
ven met een binnendiameter van 25,4 mm worden ge-
bruikt. Controleer welke zijde van de wisselflens bij de
binnendiameter van de doorslijpschijf past. De flens moet
de doorslijpschijf centreren.
1.
Haal de stekker uit het stopcontact.
2.
Reinig de spanflens en de spanmoer.
3.
Zet de wisselflens ∅80 mm met de juiste zijde zo op
de spindel dat hij niet meer kan worden verdraaid.
4.
Zet de diamant-doorslijpschijf op de wisselflens.
5.
Breng de spanflens ∅80 mm en de spanmoer aan.
ATTENTIE De spindelarrêteerknop mag alleen bij
6.
een stilstaande slijpspil geactiveerd worden.
Druk de spindelarrêteerknop in en houd deze inge-
drukt.
7.
Draai met de spansleutel de spanmoer vast en laat
vervolgens de spindelarrêteerknop los.
8.
Zorg ervoor dat de spindelarrêteerknop zich in de
basisstand bevindt.
6.4 Demontage van doorslijpschijven
Voor de demontage van doorslijpschijven voert u de
stappen in omgekeerde volgorde uit.
6.5 Opslag en transport van de doorslijpschijven
ATTENTIE
Verwijder de slijpschijf na het gebruik van het appa-
raat. Door het transport met gemonteerde doorslijpschijf
kan de doorslijpschijf beschadigd worden.
ATTENTIE
Bewaar slijpschijven overeenkomstig de aanbevelin-
gen van de fabrikant. Ondeskundige opslag kan tot
beschadigingen van de doorslijpschijven leiden.
vezelversterkte