4.5. Bedrading van de aandrijving
Aan de onderkant van de aandrijving zit een klemmenbord, zie fig. 14, voor aansluiting
van de motor, de eventuele eindschakelaars en de aarding van de aandrijving (fig. 14 ref.
A).
LET OP: voor de verbinding van de motor moet de bijgeleverde kabel worden gebruikt
voor het verplaatsbare gedeelte of anders een verplaatsbare kabel voor buiten.
Doe het volgende voor de bekabeling van de motor:
1) Maak een van de twee voorgeperforeerde gaten in het bijgeleverde deksel open, fig.
15. Bij aandrijvingen met eindschakelaars moeten beide gaten worden opengemaakt.
2) Monteer de bijgeleverde kabelklem.
3) Maak de verbindingen met de motor en de aarding, zie hiervoor fig. 16 en de tabel.
Fig. 15
4) Sluit het deksel met de vier bijgeleverde schroeven, fig.17.
4.6. Eindschakelaars
P
O
. S
K
E L
U
R
1
B
a l
u
w
2
B
u r
n i
3
Z
w
a
t r
T
G
e
e
/ l
G
o r
e
n
6
A
Fig. 14
B
S E
C
H
R
J I
V
N I
G
G
e
m
e
e
n
c s
h
a
p
p
l e
k j i
e
F
a
e s
1
F
a
e s
2
A
a
d r
n i
g
Fig. 16
Fig. 17