Pagina 4
BRAIN 03 / BRAIN 04
Gids voor de installateur
aangeeft.
Gebruik een waarschuwingslamp waar van de lamp blijft branden, het knipperen wordt beheerd door de
besturingseenheid.
Werking van de verlichting:
De verlichting blijft 90 seconden vanaf het OPEN-impuls branden, en dooft daarna. Gebruik een lamp met een voeding van
max. 24V
15W.
5.3. KLEMMENBORD CN3 (Fig. 4)
5.3.1. e
indschAkelAAr Voor sluiten motor
Klemmen "COMF – FCC1". Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 1 te blokkeren.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC1.
5.3.2. e
indschAkelAAr Voor openen motor
Klemmen "COMF – FCA1". Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 1 te blokkeren.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA1.
5.3.3. e
indschAkelAAr Voor sluiten motor
Klemmen "COMF – FCC2". Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de sluitingsbeweging van motor 2 te blokkeren.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCC2.
5.3.4. e
indschAkelAAr Voor openen motor
Klemmen "COMF – FCA2". Normaal gesloten contact. Dit contact grijpt in door de openingsbeweging van motor 2 te blokkeren.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led FCA2.
Als er geen enkele voorziening wordt aangesloten, moeten de ingangen worden doorverbonden.
De eindschakelaars mogen niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject.
5.3.5. e
1
ncoder motor
Klem "ENC1". Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 1 geïnstalleerde encoder worden
aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7.
Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden.
5.3.6. e
2
ncoder motor
Klem "ENC2". Op deze klem moet het signaal afkomstig van de op de motorreductor 2 geïnstalleerde encoder worden
aangesloten. Zie voor de werking van de encoder en de activering daarvan paragraaf 7.
Als de encoder niet wordt gebruikt, is het absoluut verboden de ingangen door te verbinden.
Bij constructies met twee motoren moet de encoder op beide motoren worden geïnstalleerd.
5.4. KLEMMENBORD CN4 (Fig. 5)
5.4.1. V
olledige opening
Klemmen "COM – OPEN A". Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop,
sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor volledige opening of sluiting van de poort. De
werking daarvan wordt bepaald door de werkingsparameter "D", zie paragraaf 10.
Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers.
Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld.
5.4.2. o
pening Voor VoetgAngers
Klemmen "COM – OPEN B". Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop,
sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, een impuls geeft voor gedeeltelijke opening of sluiting van de poort.
Bij constructies met twee vleugels komt de opening voor voetgangers overeen met de volledige opening van vleugel 1; bij
constructies met slechts één vleugel komt de opening voor voetgangers overeen met ongeveer 30% van de opgeslagen
volledige opening.
Een impuls voor volledige opening heeft altijd voorrang op de opening voor voetgangers.
Om meerdere impulsgevers aan te sluiten moeten de voorzieningen parallel worden geschakeld.
5.4.3. s
top
Klemmen "COM – STOP". Normaal gesloten contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige veiligheidsinrichting aan
(drukregelaar, veiligheidslijst, enz.) die, door het contact te openen, de poort onmiddellijk stopt, en daarbij iedere automatische
functie deactiveert. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led "STOP". Alleen met een volgend impuls voor
volledige of gedeeltelijke opening hervat de poort de opgeslagen cyclus.
Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden.
Om meerdere STOP-commando's aan te sluiten moeten de voorzieningen in serie worden geschakeld.
5.4.4. V
eiligheidsinrichtingen Voor het sluiten
1
1
2
2