Pos.
CN1
Klemmenbord voeding
CN2
Klemmenbord uitgangen
Klemmenborden ingangen
CN3 - CN4
CN5
Aansluiting ontvanger
P1 - P2
Programmeerknoppen
RESET
Resetknoppen
F1
Veiligheidszekering voeding
Zelfherstellende zekeringen
F2 - F3 - F4
DP1
Dipschakelaar
5.1. KLEMMENBORD CN1 (Fig. 2)
5.1.1. V
22V
oeding
Klemmen "VAC – VAC". Ingang waarop de secundaire wikkeling van de transformator moet worden aangesloten 24V~
50/60 Hz. De aanwezigheid van netspanning via. de transformator wordt gesignaleerd doordat de led "POWER", onder het
klemmenbord, brandt.
5.1.2. B
Atterijen
Klemmen "+ BAT – BAT". Sluit de voedingskabels van de (optionele) bufferbatterijen aan op deze klemmen. De besturingseenheid
is uitgerust om de kunnen werken met twee bufferbatterijen met de minimale eigenschappen weergegeven in de tabel in
paragraaf 2. Tijdens de normale werking zorgt de centrale ervoor dat de batterijen opgeladen blijven, ze treden in werking
als de voeding naar de transformator uitvalt.
De voeding op batterijen wordt als een noodsituatie beschouwd, het aantal manoeuvres dat kan worden uitgevoerd
hangt af van de kwaliteit van de batterijen, van de constructie van de te bewegen poort, van hoeveel tijd er is
verstreken sinds de netvoeding is uitgevallen, enz. enz..
Neem de voedingspolen van de batterijen in acht.
5.1.3. A
ccessoires
Klemmen "+24V – -24V". Op deze klemmen moeten de voedingskabels van de accessoires worden aangesloten.
De maximale belasting van de accessoires bedraagt 500 mA.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht.
5.1.4. A
Arde
Klem "
". Op deze klem moet de aardingskabel van de besturingseenheid worden aangesloten.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk om de besturingseenheid correct te laten werken.
5.2. KLEMMENBORD CN2 (Fig. 3)
5.2.1. m
1
otorreductor
Klemmen "APM1 – CHM1". Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de eerst
bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel moet de motorreductor op deze klemmen worden
aangesloten. De maximale belasting van de motorreductor bedraagt 70W.
5.2.2. m
2
otorreductor
Klemmen "APM2 – CHM2". Sluit bij constructies met twee vleugels op deze klemmen de motorreductor aan die op de laatst
bewegende vleugel is gemonteerd. Bij constructies met één vleugel worden deze klemmen niet gebruikt. De maximale belasting
van de motorreductor bedraagt 70W.
5.2.3. e
lektroslot
Klemmen "ELS – ELS". Op deze klemmen moet het eventuele elektroslot met voeding 12V~/
elektroslot makkelijker uit het slot los te krijgen, kan, door de parameter "F" te activeren, de "drukstoot" worden geactiveerd
(zie paragraaf 10).
Bij installaties met twee vleugels moet het elektroslot worden gemonteerd op dezelfde vleugel als die van de motorre-
ductor 1.
5.2.4. w
AArschuwingslAmp
Klemmen "LAMP – LAMP". Op deze klemmen kan zowel een waarschuwingslamp als een verlichtingslamp worden aangesloten,
beide met voeding 24V
maximaal 15W. De werking van deze uitgang wordt gekozen met de parameter "G", zie paragraaf
10.
Werking van de waarschuwingslamp:
Tijdens de normale werking brandt de waarschuwingslamp alleen wanneer de vleugels in beweging zijn. Als de vleugels stil
staan, zowel open als dicht, is de waarschuwingslamp gedoofd.
Het is raadzaam de waarschuwingslamp vòòr de programmeerfase aan te sluiten, aangezien hij de fasen daarvan
4. LAY-OUT KAART (Fig. 1)
Beschrijving
5. AANSLUITINGEN EN WERKING
/ V
erlichtingslAmp
BRAIN 03 / BRAIN 04
Gids voor de installateur
Pos.
Beschrijving
LCD
Weergavedisplay
POWER
Led netspanning aanwezig
Signaleringsled ingang FCC1
FCC1
FCA1
Signaleringsled ingang FCA1
FCC2
Signaleringsled ingang FCC2
FCA2
Signaleringsled ingang FCA2
STOP
Signaleringsled ingang STOP
Signaleringsled ingang FSW CL
FSW CL
FSW OP
Signaleringsled ingang FSW OP
worden aangesloten. Om het
Pagina 3