Voor de bepaling van de fasegeleider kan de waarneembaarheid
van de indicatie worden beïnvloed, bijv. door isolerende
inrichtingen ter bescherming tegen direct aanraken, in ongunstige
posities, bijvoorbeeld op houten ladders of isolerende
vloerbedekkingen, een niet geaarde spanning of ook bij ongunstige
lichtverhoudingen.
Draaiveldcontrole (max. 400 V)
Beschermende kleding en isolerende standplaatsen kunnen
de werking beïnvloeden.
Omsluit over het hele vlak de handvatten L1 en L2.
Leg de teststaven L1 en L2 aan twee buitengeleiders (fasen) en
controleer of de buitengeleiderspanning van bijv. 400 V aanligt.
Een rechtsdraaiing (fase L1 vóór fase L2) is gegeven, als de "R"
LED oplicht.
Een linkssdraaiing (fase L2 vóór fase L1) is gegeven, als de "L"
LED oplicht.
Bij de bepaling van het draaiveld moet altijd een controle met
verwisselde teststaven gebeuren. Daarbij moet de draairichting
veranderen.
Aanwijzing:
De draaiveldcontrole is vanaf 200 V, 50/60 Hz (fase tegen fase) in
het geaarde draaistroomnet mogelijk.
Controle met één hand
Door de aan de meetleiding aangebrachte afstandhouder kunnen
beide handdelen worden vastgezet. Door ze gewoon te draaien kan
de afstand van de meetstaven worden ingesteld.
(Randaarding/CEE)
Verlichting van meetpunten
Door de L.H toets te activeren wordt de verlichting van
meetpunten in- resp. uitgeschakeld.
91