De spanningsindicatie gebeurt ook zonder batterijen.
Zelftest
Houd voor de test de teststaven tegen elkaar aan. De groene
"Rx/"- LED moet duidelijk branden en er weerklinkt een pieptoon.
(Na korte tijd schakelt het apparaat automatisch door de "Auto
Power Off"-functie uit.) Als de LED niet of maar zwak oplicht, dan
moeten de batterijen worden vervangen.
Als het apparaat met nieuwe batterijen niet werkt, dan moet het
tegen verkeerd gebruik worden beveiligd.
Gelijkspanning controleren
Bij het aanleggen van de teststaven aan een gelijkspanning
binnen het nominale spanningsbereik licht een van de onderste
(12 V +~-) en de daarboven aangebrachte LEDs op, al naargelang
de aanliggende spanning. De onderste LEDs geven de polariteit
conform de kenmerking aan de teststaven aan! (+, -)
Bij overschrijding van de drempelwaarde van 35 V weerklinkt er
een signaaltoon en er valt een duidelijke trilling te bespeuren.
Dit signaleert dat er een levensgevaarlijke spanning aanligt!
Wisselspanning controleren
Bij het aanleggen van de teststaven aan een wisselspanning
binnen het nominale spanningsbereik lichten beide onderste
(12 V +~-) en de daarboven aangebrachte LEDs op, al naargelang
de aanliggende spanning. Het gelijktijdige oplichten van de
onderste LEDs wijst op wisselspanning (~).
Bij overschrijding van de drempelwaarde van 35 V weerklinkt er
een signaaltoon en er valt een duidelijke trilling te bespeuren. Dit
signaleert dat er een levensgevaarlijke spanning aanligt!
Fasecontrole
Raak met de teststaaf "L2" een geleider aan. Als er een fase
aanligt van min. 100 V~, licht de "<L"-LED op!
90