BESTURING (FIG.16)
Het stuur wordt bediend door ketting 1 die de beweging van drijfwiel 2 op het stuur naar kroonwiel 3 op het wiel
overbrengt. Voor het regelen van de speling die zich op het stuurwiel vormen kan, verplaatst u kettingspanner 4 met
behulp van moeren 5.
4
3
2
5
1
REMMEN (FIG.17)
De remmen dienen om de rijdende veegmachine te stoppen en de machine stil te houden op hellende oppervlakten.
Het remsysteem werkt met de interne remschoenen op de achterwielen.
De bediening van rempedaal 1 is mechanisch. Om het pedaal in de parkeerstand te blokkeren, gebruikt u hendel 2.
Wanneer de remschoenen de veegmachine niet meer voldoende afremmen, de rem afstellen met behulp van stel-
schroef 3 aan beide zijden van de achterwielen.
2
3
1
111