Het hydraulische systeem dat de borstels draaien laat en de afvalbak opheft en opent, wordt bediend door een enkele
tandwielpomp 5 die aangedreven wordt door de verbrandingsmotor.
De rotatie van de borstels wordt rechtstreeks bestuurd door hydromotoren die in serie geschakeld zijn.
Elke functie wordt bestuurd door een 3-weg controleklep 1.
Onderhoud en afstelling hydraulisch systeem
Het hydraulisch systeem dient een werkdruk van 90 bar te hebben wanneer alle borstels omlaag zijn, en een max.
druk van 150 bar geregeld met een afgesloten circuit door drukbegrenzer 2 op de 3-weg controleklep.
Om de druk te controleren moet u:
•
Leiding 3 van koppeling 4 verwijderen op de controleklep en verbinden aan de leiding van manometer 5.
•
Schroef de leiding van manometer 5 aan koppeling 4. Verplaats hendel 6. Laat de motor met het max. toerental
draaien, de manometer mag niet meer dan 150 bar aangeven. Als de druk hoger dan 150 bar is, met behulp van
drukbegrenzer 2 de juiste waarde instellen.
Het gehele hydraulische circuit wordt beschermd door oliefi lter 7 aan de aanzuigkant. Bij een nieuwe veegmachine
moet de drukoliepatroonfi lter na de eerste 20 werkuren vervangen worden.
Opmerking: Elke 40 werkuren het oliepeil controleren terwijl de olie warm is, met behulp van peilstok 8 van
de hydraulisch olietank 10.
Voordat de patroon vervangen wordt, oliekraan 9 dichtdraaien en na afl oop weer openen.
A = oliekraan geopend
C = oliekraan gesloten
Controleer altijd of de patroon vervangen wordt door een nieuwe patroon van hetzelfde type.
Controleklep
De 3-weg controleklep 1 bestaat uit 3 onderdelen. Elk onderdeel wordt bediend door een hendel.
1
HYDRAULISCH SYSTEEM "1/2" (FIG.13)
2
6
3
108
4
5
C C
A
A
7
9 10 8