nl
De circulatiepomp moet zoals getoond op fig. 2
op het net aangesloten worden. De kabels moe-
ten door speciale kabelklemmen in de klemmen-
kast ingevoerd worden.
De circulatiepompen vereisen een beveiliging
tegen overbelasting. De motorbeveiliging moet
op een stroomwaarde ingesteld worden die
overeenstemt met de ingestelde snelheid.
Voedingsnet
Éénfase 230 V: kabel met 3 geleiders, aan te
sluiten op de klemmen L, N + aarde (fig. 2).
Driefase 230 V of 400 V: kabel met 4 geleiders,
aan te sluiten op de klemmen L1, L2, L3 + aarde
(fig. 2).
Om veiligheidsredenen wordt geadviseerd om bij
een dubbele pomp 2 aparte lijnen aan te leggen.
Er mag niet vergeten worden om de pomp
te aarden.
LET OP
dat de motor beschadigd wordt.
De elektrische kabel mag nooit in
aanraking komen met de leidingen
en ook niet met de pomp en moet
beschermd worden tegen alle bronnen
van vocht.
5.4
KEUZE VAN DE SNELHEID
Alle circulatiepompen FLC-FLCG zijn uitgerust
met schakelaars met 3 of 4 snelheden, waarmee
3 of 4 verschillende H/Q prestatiecurven verkre-
gen kunnen worden. Het kiezen van de snelheid
gebeurt zoals getoond op fig. 3.
De stroom moet uitgeschakeld wor-
den alvorens de schakelaar te bedie-
nen (fig. 3).
Alle circulatiepompen worden reeds ingesteld
op de 4e snelheid (maximum snelheid, presta-
tie) geleverd. De snelheidsschakelaar kan indien
nodig door de gebruiker opnieuw ingesteld
worden op de meest geschikte snelheid voor
een efficiënte werking van het systeem, zodat
het geluidsniveau en het energieverbruik tot een
minimum beperkt worden.
LET OP
digd worden.
34
Door een fout in de
elektrische
aansluitin-
gen bestaat het risico
Door elke spannings-
fout bestaat het risico
dat de motoren bescha-
6.
INWERKINGSTELLING
6.1
VULLING EN ONTGASSING
LET OP
korte tijd in deze toestand functioneren,
om schade aan de lagers te vermijden die
met het water van het systeem gesmeerd
worden.
Nadat het systeem gevuld is en onder druk ge-
bracht is moet men indien vereist en vóór het
starten de lucht uit de circulatiepomp verwij-
deren door de stop die in het midden van het
typeplaatje van de motor (fig. 4) aangebracht is
te verwijderen.
6.2
AFSTELLINGEN
Nadat de elektrische aansluitingen voltooid zijn
moet de draairichting gecontroleerd worden
door de stop die in het midden van het type-
plaatje van de motor (fig. 4) aangebracht is te
verwijderen. Als de stop verwijderd is, is de mo-
toras te zien en kan gecontroleerd worden of de
draairichting juist is.
Indien de draairichting verkeerd is: a) bij de
driefase circulatiepompen moeten twee van de
fases (het maakt niet uit welke) met elkaar ver-
wisseld worden; bij de éénfase circulatiepom-
pen moet gecontroleerd worden of de bedra-
ding exact zoals getoond op fig. 2 aangelegd is.
7.
ONDERHOUD
De circulatiepomp vergt tijdens de werking geen
enkel bijzonder onderhoud.
Als de motoras door lange stilstand of door op-
hoping van magnetiet of andere onzuiverheden
geblokkeerd is, moet de motor gedeblokkeerd
worden door een schroevendraaier in het ont-
luchtingsgat en in de gleuf aan het uiteinde van
de as te steken en de as daarna te laten draaien.
De motorlagers worden automatisch gesmeerd.
Als het nodig is om de installatie in verband met
langdurige stilstand geheel of gedeeltelijk te le-
gen, moet de circulatiepomp volledig geleegd
worden om eventueel vastlopen te voorkomen.
LET OP
dat de o-ringdichting van het pomphuis
Als het systeem niet met
water gevuld is kan de
circulatiepomp
Bij het demonteren of
monteren van de motor
moet opgepast worden
slechts