W 95
Ingebruikname
Let op dat voor het ingebruiknemen, het voltage welke achter op de kenplaat van de
spuit staat, overeenkomt met hetzelfde te gebruiken voltage.
1) Spuitmateriaal overeenkomstig bovenstaande table verdunnen.
2) Bekerhouder op een papieren onderlegger zetten en vullen met het spuitmateriaal.
Let op! Probeer uw spuitpistool nooit uit zonder verfin de beker, dit
verhoogd de kans op slijtage van de pomp!
3) De beker op het spuitpistool draaien, tot de bajonet-sluiting voelbaar vastklikt (Illus.
2, arrow).
4) Schakelaar indrukken, hierdoor treedt het pistool in werking.
Het pistool zuigt de verf op en perst het door de spuitmond naar buiten. Om het
aanzuigproces te versnellen fijnregelknop instellen.
5) Door draaien aan de fijnregelknop wordt de hoeveelheid verf gereduceerd.(Illus.3,arrow)
Het instellen van de fijnregelknop beinvloed het spuitbeeld afhankelijk van
i
het te verspuiten materiaal en hoeveelheid verdunning.
Spuittechniek
•
Het resultaat hangt duidelijk af van het object, dit moet glad en stofvrij zijn.
•
De vlakken welke niet gespoten moeten worden, afplakken met plakband en papier,
o.a. ramen, vensters etc.
•
Beker niet leegspuiten. De zuigbuis moet altijd in de vloeistof steken. Bij het aanzuigen
van lucht kunnen er grotere druppels ontstaan.
•
Het is aan te bevelen, voordat u tot spuiten overgaat eerst een proef te nemen, op
papier of ander materiaal om de juiste spuitafstand te ontdekken.
•
Bij het spuiten het verfpistool zo recht mogelijk houden. Bij het spuiten van een plafond
(naar boven gericht) of naar beneden (b.v. een deur plat neergelegd) kunt u het buigzame
verlengstuk (Illus. 7, toebehoren) gebruiken.
•
Nooit direct op het te spuiten object beginnen, maar ervoor en erna eindigen.
•
Met een kleine aangemaakte hoeveelheid verf beginnen, om niet zoveel verf tegelijk
aan te brengen. Beter is eerste laag dun opbrengen om daarna, wanneer de lak iets
opgedroogd is, nog een keer te spuiten. Dit voorkomt lopers doordat de verf te dik
gespoten wordt.
•
De afstand van de sproeier tot het object is afhankelijk van de spuithoeveelheid. Met
een geringe spuithoeveelheid is het mogelijk zeer dichtbij het object te spuiten. Daarbij
blijft de spuitnevel zeer gering.
•
Het spuiten moet gelijkmatig gebeuren. Vertragen of versnellen veroorzaken een
onregelmatig spuitbeeld. Vlekkerig, druipen of een sinaasappeleffekt is dan het re-sultaat.
•
Niet vanuit de pols spuiten, maar vanuit de arm (Illus. 4). Omdat er tijdens het spuiten
altijd dezelfde afstand tussen het pistool en het object moet zijn.
•
De beste methode voor een goed resultaat is kruislings spuiten (Illus. 7).
NL
33