Rookafvoer
Gasapparaten van het type "A1"
Deze apparaten hebben voor de afvoer van gassen die ontstaan bij de verbranding geen directe aansluiting
nodig met een afvoerpijp. In dit geval moeten de verbrandingsgassen worden afgevoerd met behulp van
afzuigkappen of vergelijkbare apparaten, die zijn verbonden met een werkende schoorsteen die de gassen
direct naar buiten afvoert via een afzuigopening. In het geval dat bovenstaande inrichtingen ontbreken, is
directe afvoer naar buiten toegestaan via een ventilatie-installatie, waarvan de capaciteit niet kleiner mag zijn
dan de waarde die is opgenomen in tabel 1. Deze waarde moet verhoogd worden volgens de geldende
voorschriften met de noodzakelijke luchtverversing voor het welzijn van de werknemers. (totaal ca. 35 m3/h
per kW geïnstalleerd gasvermogen).
INSTALLATIE
Voorbereiding
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of het niet beschadigd is. In geval van twijfel het advies van
gekwalificeerd personeel inroepen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als u heeft vastgesteld dat de staat
van het apparaat onberispelijk is kunt u de beschermende laag verwijderen. Verwijder indien noodzakelijk de
lijmresten van de buitenste delen van het apparaat met lauw water en wrijf het aansluitend met een zachte
doek droog. Zijn er nog steeds lijmresten aanwezig, pas dan een geschikt oplosmiddel (bv. aceton) toe. In geen
geval schuurmiddelen toepassen. Zet na plaatsing het apparaat waterpas met de stelvoetjes.
Gasaansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of het aangevoerde gas overeenstemt met de gassoort waarvoor
het apparaat is ingericht. Indien de gassoorten niet overeenstemmen, dient u te handelen volgens de
aanbevelingen uit het hoofdstuk "Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling". De
aansluiting op de schroefmof met een doorsnede van ½ " die zich op de bodem van het apparaat bevindt, kan
met een genormaliseerde snelkoppeling vast of beweeglijk plaatsvinden. Indien u flexibele leidingen toepast,
moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal en voldoen aan de geldende normen. Alle dichtingen van de
schroefaansluitingen moeten zijn gemaakt van materialen die zijn toegelaten voor toepassing in gasinstallaties.
Boven elk apparaat moet zich een goed toegankelijk afsluitkraantje bevinden, waarmee de gastoevoer na
afloop van het werk kan worden afgesloten. Controleer na uitvoering van de aansluiting de dichtheid met een
speciale spray voor het opsporen van gaslekken.
Elektrische aansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of de netspanning overeenstemt met de spanning waarvoor het
apparaat is uitgerust. Indien er zich verschillen voordoen in de spanningswaarden, voer dan de noodzakelijke
wijzigingen uit volgens het elektrische aansluitschema. De klemmenblokken bevinden zich achter het
bedieningspaneel van de bovenste plaat. Controleer vervolgens de functionaliteit van de aardingsinstallatie en
zorg ervoor dat de aardeleiding aan de aansluitkant langer is dan de overige leidingen. De aansluitkabel moet
een doorsnede hebben die past bij het vermogen van het apparaat en moet minimaal overeenkomen met het
type H05 RN-F. Conform de internationale richtlijnen moet boven het apparaat een meerpolig
schakelmechanisme worden geïnstalleerd met een minimale afstand tussen de contacten van 3 mm, die de
GEEL-GROENE aardeleiding niet mag onderbreken.
12