stijd en de Kratervulling instellen op een waarde tussen
0,1 en 10 seconden.
De operator kan de Kratervulling instellen op een waar-
de van 10 tot 200% van de lasstroom.
Verder kan de operator de duur van de stroom instellen
op een waarde van 0,1 tot 10 seconden van de Krater-
vulling.
Om de waarden van de Aflooptijd, de Kratervulling
en de Tijd kratervulling te kunnen instellen, moet het
hoofdmenu worden geopend met de toets F MENU en
moet vervolgens met een druk op de toets PARAMETRI
het menu Procesparameters worden geopend.
Selecteer de parameter door aan de knop 2 te draaien.
Met een druk op de knop wordt het scherm voor de in-
stelling geopend. Door aan de knop te draaien kan de
waarde worden ingesteld.
4T-modus.
Om het lassen op te starten moet u de knop indrukken
en weer loslaten. Om het lassen de onderbreken moet u
de knop indrukken en weer loslaten. Samen met de 4T-
modus kunnen tevens de parameter HSA (Automatische
Hot Start) en de functie CRA (Eindkrater vullen) worden
gekozen. (Zie 2T-modus).
126
Met een druk op de toets DEF
worden de fabrieksinstellin-
gen van de parameters her-
steld.
Als de parameter CRA geac-
tiveerd is, kan de operator
de Aflooptijd tussen de la-
Met een druk op de toets DEF
worden de fabrieksinstellin-
gen van de parameters her-
steld.
3L-modus.
Buitengewoon geschikt voor het lassen van aluminium.
De functies HSA en CRA zijn uitgeschakeld als de 3L-
modus geactiveerd is. Met de knop van de lastoorts kun-
nen tijdens het lassen 3 verschillende lasstromen worden
opgeroepen. De stroom en de aflooptijd worden als volgt
ingesteld:
Startstroom. Kan worden ingesteld op een waarde tus-
sen 10 en 200% van de lasstroom.
Aflooptijd. Kan worden ingesteld op een waarde tus-
sen 0,1 en 10 seconden. Bepaalt de aflooptijd tussen de
startstroom en de lasstroom en tussen de lasstroom
en de kratervulling (vullen van de krater aan het einde
van het lassen).
De kratervulling kan worden ingesteld op een waarde
tussen 10 en 200% van de ingestelde lasstroom.
Het lassen begint zodra op de knop van de lastoorts
wordt gedrukt.
De startstroom zal worden opgeroepen.
Deze stroom blijft behouden zolang de knop van de la-
stoorts ingedrukt wordt; als de knop losgelaten wordt, lo-
opt deze stroom af naar de lasstroom. Deze stroom blijft
behouden tot de knop van de lastoorts opnieuw wordt
ingedrukt.
De volgende keer dat op de knop van de lastoorts ge-
drukt wordt, vindt de verbinding met de kratervulling
plaats. Deze verbinding blijft behouden tot de knop van
de lastoorts opnieuw wordt ingedrukt.
Om de waarden van de startstroom, de aflooptijd en de
kratervulling te kunnen instellen, moet het hoofdmenu
worden geopend met de toets F MENU en moet vervol-
gens met een druk op de toets PARAMETERS het menu
procesparameters worden geopend.
Selecteer de parameter door aan de knop 2 te draaien.
Met een druk op de knop wordt het scherm voor de in-
stelling geopend. Door aan de knop te draaien kan de
waarde worden ingesteld.