10. Bediening
f) Master-slave-modus
• Druk op de toets FUNC tot SLNd wordt weergegeven en druk op de toets ENTER.
• Selecteer met de pijltoetsen NASt om het lichteffect als master-apparaat te definiëren (besturing via de ingebouwde
controller).
• Selecteer met de pijltoetsen SLAv om het lichteffect in slave-bedrijf te besturen (besturing via de controller van het
aangesloten master-apparaat).
• Bevestig uw keuze opnieuw met de toets ENTER.
Als het apparaat als alleenstaand apparaat (stand alone) moet worden gebruikt, moet het als master-
apparaat worden gedefinieerd.
In een master-slave-ketting mag slechts één apparaat als master-apparaat worden gedefinieerd, alle andere
apparaten moeten als slave-apparaten worden gedefinieerd.
g) Scherm in- of uitschakelen
• Druk op de toets FUNC tot de LED wordt weergegeven.
• Selecteer met de pijltoetsen on om het scherm permanent in te schakelen of oFF om het scherm alleen voor pro-
grammeerdoeleinden in te schakelen. In dit geval kan het scherm met de toets FUNC worden geactiveerd.
• Bevestig uw keuze opnieuw met de toets ENTER.
h) Schermafstelling wijzigen
• Druk op de toets FUNC tot de dISP of dSIP wordt weergegeven.
• Selecteer met de pijltoetsen de gewenste schermafstelling (dISP = normale schermweergave / dSIP = 180° gedraaide
schermweergave).
De omkering van de displayweergave dient voor de aanpassing van het display bij hangende of staande
montage.
• Bevestig uw keuze opnieuw met de toets ENTER.
62