nodig. Het verschil in lengte van de elektroden voor aan en uit komt overeen met het
verschil in omschakeling.
PAS OP : DE ELEKTRODEN MOGEN DE POMP OF DE WANDEN VAN DE TANK WAAR
DE POMP INZIT, NIET RAKEN. DE AARDE-ELEKTRODE MOET DE LANGSTE BLIJVEN
EN MAG DE GROND RAKEN.
Let erop dat het uitschakelingspunt (gespecificeerd door de lengte van de elektrode)
veilig kan worden bereikt door de pomp. Het kan nodig zijn om de uit-elektrode in te
korten.
Als de elektroden moeten worden ingekort om de schakelpunten te verwisselen, snijdt
u de beschermmantel aan de onderkant van de elektroden af, ca. 5 mm boven de inkor-
ting. Voordat u hem in gebruik neemt, schroeft u de elektroden licht aan met behulp van
een tang, om te voorkomen dan ze losraken terwijl de pomp in werking is.
Let bij het afstellen van de elektroden op het minimaal vereiste waterniveau voor het
opstarten en op de minimale hoogte voor afpompen. U kunt deze gegevens terugvin-
den in de handleiding van de pomp.
5. INBEDRIJFSTELLING
• Sluit de adapter aan op netstroom.
• Sluit de stekker van de pomp aan op de adapter.
• Test de werking.
De overgang van de functie Afpompen (fabrieksinstelling) naar de functie Vullen wordt
beschreven in 3.2 Werking.
De drukknop werkt als volgt :
ū niet ingedrukt : automatische stand;
ū ingedrukt : test = de pomp werkt zolang de knop is ingedrukt. Als het waterniveau
nog niet het uitschakelingspunt heeft bereikt nadat de knop is losgelaten, blijft de
pomp werken tot het stoppunt is bereikt.
In het geval van een fout, controleer of :
ū het apparaat correct is aangesloten op de netstroom,
ū de aangesloten apparaten correct werken,
ū de vloeistof voldoende geleidend is.
Voor meer informatie, zie 7. Storingen, oorzaken en verhelpen.
6. ONDERHOUD
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische schokken!
Koppel de voeding los voor elke ingreep !
Maak de uiteinden van de elektroden regelmatig schoon om eventuele afzetting te
voorkomen, die kunnen leiden tot disfunctioneren.
45
NL