NA HET MAAIEN
Na het maaien dient u het mes
uit te schakelen en het maaidek
in de hoogste stand te zetten.
Breng de machine tot stilstand,
trek de handrem aan en zet het
contact af door het sleuteltje in
de «UIT» stand te draaien.
Als u de motor afgezet heeft mo -
et u de benzinekraan (1) dicht-
draaien.
Haal altijd, als u de machine onbeheerd achterlaat,
LET OP!
het sleuteltje uit het contact!
Om de lading van de accu in stand te houden, wordt
BELANGRIJK
de sleutel niet in de stand «DRAAIEN» gelaten wanneer de motor niet
aanstaat.
5.4 DE MACHINE SCHOONMAKEN EN STALLEN
DE MACHINE SCHOONMAKEN
Na elk gebruik moet u de buitenkant van de machine schoonmaken, de
grasopvangbak legen en uitkloppen om alle resten gras en aarde te ver-
wijderen.
De kunststof delen van de machine kunt u met een vochtige spons en een
mild schoonmaakmiddel reinigen. Let erop dat de motor, de elektrische on-
derdelen en de elektronische kaart onder het dashboard niet nat worden.
Reinig de carrosserie en de motor in geen geval met
BELANGRIJK
een hogedrukreiniger of met bijtende middelen!
DE BINNENKANT VAN HET MAAIDEK SCHOONMAKEN
Doe dit op een harde ondergrond met de opvangbak of de steenbe-
schermkap gemonteerd. Om het maaidek en het windkanaal aan de bin-
nenkant schoon te maken dient u een waterslang op de speciale fitting (1)
aan te sluiten waarna u voor enkele minuten het water erdoorheen laat lo-
pen en waarbij:
– u op de machine moet gaan zitten;
– de motor moet draaien;
– de aandrijving in de vrije stand;
– de handrem aangetrokken moet
zijn;
– het mes ingeschakeld moet zijn.
Tijdens het schoonmaken verdient het aanbeveling het maaidek in de laag-
ste stand te zetten. Verwijder daarna de opvangbak, leeg de bak, spoel de
bak uit en leg de bak op een zodanige plaats dat de bak snel kan drogen.
DE MACHINE STALLEN EN GERUIME TIJD NIET GEBRUIKEN
Als u denkt de machine gedurende een lange periode (langer dan 1 maand)
niet te gebruiken, maak dan de accukabels los; smeer verder alle gele-
dingspunten, volgens hetgeen vermeld is (hfst. 6).
NL
12
Verwijder het droge gras dat zich eventueel in de
LET OP!
buurt van de motor of van de geluiddemper van het uitwerpmecha-
nisme opgehoopt heeft; als u dit niet doet kan er brand ontstaan als
u opnieuw begint te maaien!
Voordat u de motor voor langere tijd opbergt:
1. Controleer of de bergruimte vol-
doende stof- en vochtvrij is.
2. Tap de brandstoftank en de carbu-
rateur af in een geschikte opvang-
bak voor benzine.
– Haal de brandstofleiding (1) los
en tap de brandstoftank af.
– Draai de aftapschroef (2) in de
carburateur los om de carbura-
teur af te tappen.
– Zet de aftapschroef (2) weer vast,
sluit de brandstofleiding (1) aan
en draai de brandstofkraan UIT.
3. Verversdemotorolie.
4. Verwijder de bougie en giet ongeveer een eetlepel schone motorolie in
de cilinder.
De benzine is bijzonder brandbaar . Bewaar de
GEVAAR!
brandstof in speciale tanks. Draai de doppen van de benzinetank van
de machine en van het benzineblik altijd goed dicht.
De accu dient opgeborgen te worden op een koele,
BELANGRIJK
droge plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange periode van
inactiviteit (langer dan 1 maand) en terug opladen vooraleer de activiteit
te hervatten in hoofdstuk 6.
Controleer, voordat u opnieuw begint te maaien, of er uit de slang, de ben-
zinekraan of de carburateur geen benzine lekt.