4.9.2 Storingen bij het ontsteken
plus
1
3
Afb. 4.18 Afvoer
Als de brander na vijf ontstekingspogingen niet ontsto-
ken is, treedt het toestel niet in werking en schakelt het
op „storing". Dit wordt door de weergave van de foutco-
des „F.28" of „F.29" op het display weergegeven. Bij
ecoTEC plus-toestellen verschijnt op het display bijko-
mend het doorkruiste vlammensymbool (1). Bij ecoTEC
pro-toestellen brandt bijkomend het rode indicatielampje
(2).
Een nieuwe automatische ontsteking gebeurt pas na een
manuele ontstoring.
• Druk voor de „ontstoring" op de ontstoringsknop (3)
en houd hem ca. een seconde lang ingedrukt.
Attentie!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige
veranderingen!
Als uw gas-wandverwarmingstoestel na de
derde ontstoringspoging nog altijd niet in wer-
king treedt, moet u een controle laten uitvoeren
door een erkende gespecialiseerde firma.
4.9.3 Storingen in de verbrandingsluchttoevoer/ver-
brandingsgasafvoer
De toestellen zijn met een ventilator uitgerust. Bij niet-
reglementaire werking van de ventilator schakelt het
toestel uit.
Op het display verschijnen dan de symbolen
alsook de foutmelding „F.32".
Attentie!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige
veranderingen!
Bij deze foutmelding moet u een controle laten
uitvoeren door een erkende gespecialiseerde
firma.
Gebruiksaanwijzing ecoTEC
pro
2
i
F
P
bar
een
4.9.4 Toestel/cv-installatie vullen
Voor de perfecte werking van de cv-installatie moet de
vuldruk bij een koude installatie tussen 1,0 en 2,0 bar lig-
gen (zie paragraaf 4.3.2). Bedraagt hij minder dan
0,75 bar, gelieve dan water bij te vullen.
Strekt de cv-installatie zich over meerdere verdiepingen
uit, dan kan een hogere vuldruk van de installatie nodig
zijn. Vraag hierover om advies bij uw gespecialiseerde
firma.
Attentie!
Beschadigingsgevaar voor het gas-wandverwar-
mingstoestel.
Gebruik voor het vullen van de cv-installatie
alleen zuiver leidingwater.
Het toevoegen van chemische middelen, zoals
b.v. antivries- een corrosiemiddelen (inhibitoren)
is niet toegestaan.
en
Daardoor kan er schade aan afdichtingen en
membranen en kunnen er geluiden bij het ver-
warmen optreden.
Hiervoor alsook voor eventuele schade als
gevolg hiervoor kunnen we niet aansprakelijk
gesteld worden.
Voor het vullen en bijvullen van de cv-installatie kunt u
normaal gezien leidingwater gebruiken. In uitzonderlijke
gevallen zijn er echter waterkwaliteiten die onder
bepaalde omstandigheden niet voor het vullen van de
cv-installatie geschikt zijn (sterk corrosief of sterk kalk-
houdend water). Gelieve in zo'n geval contact op te
nemen met uw erkende gespecialiseerde firma.
Gelieve voor het vullen van de installatie als volgt te
werk te gaan:
• Open alle radiatorventielen (thermostaatventielen) van
de installatie.
• Verbind de vulkraan van de installatie met een slang
met een koudwatertapventiel (uw installateur moet u
getoond hebben waar de vularmaturen zich bevinden
en moet u uitgelegd hebben hoe u de installatie moet
ledigen
vullen of legen).
• Draai de vulkraan langzaam open.
• Draai het tapventiel langzaam open en vul water bij tot
aan de manometer of op het display de vereiste druk
aan de installatie bereikt is.
• Sluit het tapventiel.
• Ontlucht alle verwarmingstoestellen.
• Controleer daarna aan de manometer of het display
de druk van de installatie en vul evt. nog eens water
bij.
• Sluit de vulkraan en verwijder de vulslang.
Bediening 4
BE nl
15