TEUFELBERGER elingue sans fin 30 kN Mode D'emploi page 22

GEBRUIK / GEBRUIKSBEPERKING
ankersteek (afb. 12, bladzijde 11) of
2. met behulp van een verbindingselement (conform
EN 362) aan een bevestigingsoog bevestigen
(afb. 13, bladzijde 11).
3. Vervolgens het losse uiteinde van het
verbindingsmiddel met een verbindingselement
(conform EN 362) of met een ander bevestigings-
oog aan de riem als werkplaats-positioneringssy-
steem (afb. 14, bladzijde 11) of
4. Een bevestigingspunt (conform EN 795: zie be-
neden) als terughoudsysteem verbinden.
Voor het gebruik C:
Bevestiging van het verbindingsmiddel aan een
opvanggordel:
1. Aan het verbindingsmiddel wordt met behulp
van een verbindingselement (conform EN 362)
een valdemper (conform EN 355) bevestigd.
2. Het verbindingsmiddel wordt nu met de valdem-
per aan een opvangoog van de op opvanggordel
door middel van een verbindingselement
(conform EN 362) - verbonden en het andere,
vrije uiteinde van het verbindingsmiddel aan het
bevestigingspunt (conform EN 795) bevestigd.
Tijdens het gebruik moeten de bevestiging en/of
insteldelen regelmatig gecontroleerd worden.
3. Zo kiest u een bevestigingspunt:
Het bevestigingspunt (bevestigingsinrichting) voor
de persoonlijke valbeveiligingsuitrusting moet
volgens EN 795 een kracht van 12 kN te weersta-
an resp. aan de eisen volgens de handleiding van
het gebruikte valbeveiligingssysteem voldoen. Het
bevestigingspunt dient zich altijd boven de gebruiker
te bevinden.
De verbinding tussen gordel en bevestigingspunt
moet volgens de norm voor het betreffende gebruik-
passend en gecontroleerd zijn:
� Opvangsysteem (bijv. valdemper volgens EN 355,
meelopend opvangapparaat volgens EN 353-1/2,
hoogtebeveiligingsapparaat volgens EN 360)
� Terughoudsysteem (bijv. verbindingsmiddel
volgens EN 354 of EN 358)
� Werkpositiesysteem (bijv. verbindingsmiddel
volgens N 354 of EN 358)
� Systeem voor touwondersteunde toegang (bijv.
touwinstellingsapparaat volgens EN 12841, touw
volgens EN 1891)
Het bevestigingspunt moet bij gebruik als terug-
houdsysteem zo ver van de valrand verwijderd
worden aangebracht, dat de gebruiker tijdens het
22
gebruik van het verbindingsmiddel de valrand niet
bereikt.
Het is voor de veiligheid essentieel de positie van
de bevestigingsinrichting en de manier waarop het
werk uitgevoerd wordt zo te kiezen, dat de vrije val
en de hoogte van de val tot een minimum be-
perkt worden. Het is voor de veiligheid essentieel
voor ieder gebruik de benodigde vrije ruimte onder
de werkpositie van de gebruiker te garanderen
(vermijding van een smak met de grond of een
obstakel).
Als positioneringssysteem in een opvangsysteem
mag uitsluitend een opvanggordel gebruikt
worden.
Pendelbewegingen bij vallen dienen door de
keuze van het bevestigingspunt vermeden te
worden.
GEBRUIKSBEPERKING
Het product mag NIET zonder geschikte, extra
beveiliging over scherpe randen worden gelegd
- (bescherming tegen mechanische beschadi-
ging, die een afname van de breeksterkte of het
scheuren van het product kan veroorzaken)!
Ronde slingen mogen niet worden geknoopt –>
grote afnamen van de breeksterkte!
De naden van de ronde sling dienen zich in de vrije
lengte te bevinden (geen omzetting aan de randen of
bij het verbindingselement)
De totale lengte van een deelsysteem conform EN
354 met een verbindingsmiddel inclusief valdemper,
eindverbindingen en verbindingselementen mag neit
langer zijn dan 2 m.
Een verbindingsmiddel mag niet zonder een
valdemper in een of als opvangsysteem worden ge-
bruikt. Als opvangsysteem voor het lichaam in een
opvangsysteem mag alleen een opvanggordel
(EN 361) worden gebruikt.
Voer met dit product geen werkzaamheden uit
wanneer Uw veiligheid bij normaal gebruik of in
een noodgeval door Uw lichamelijke of geestelijke
toestand in gevaar zou kunnen komen!
Veranderingen of toevoegingen, die niet uitdrukkelijk
in deze informatie van de fabrikant beschreven zijn,
zijn verboden en mogen uitsluitend door de fabrikant
uitgevoerd worden.
Het aanbrengen van individuele opschriften/aandui-