SK 31 Veiligheidsrelais
31 Veiligheidsrelais
Veiligheidsrelais
Veiligheidsrelais
2. Algemene veiligheidsbepalingen en veiligheidsmaatregelen
•
Fabrikant en gebruiker van de installatie / machine, waarop de veiligheidsinrichting wordt
gebruikt, zijn ervoor verantwoordelijk om alle geldende veiligheidsvoorschriften en -regels op
eigen verantwoordelijkheid af te stemmen en te respecteren.
•
De veiligheidsinrichting garandeert in combinatie met de bovengeschikte besturing een functionele
veiligheid, maar niet de veiligheid van de complete installatie / machine. Voordat de machine wordt
gebruikt, is daarom een veiligheidsobservatie van de complete installatie / machine conform de
machinerichtlijn 2006/42/EG of de betreffende productnorm noodzakelijk.
•
De bedieningshandleiding moet permanent op de installatieplaats van de veiligheidsinrichting
beschikbaar zijn.
Ze moet door iedereen die zich bezighoudt met bedienings-, onderhouds- of servicewerkzaam-
heden van de veiligheidsinrichting, grondig worden gelezen en toegepast.
•
De installatie en inbedrijfstelling van de veiligheidsinrichting mag enkel door vakpersoneel
gebeuren, dat vertrouwd is met deze bedieningshandleiding en de geldende voorschriften over
arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie. De aanwijzingen in deze handleiding moeten absoluut
nageleefd worden.
Elektrische werkzaamheden mogen enkel door elektriciens worden uitgevoerd.
•
De veiligheidsvoorschriften betreffende elektrotechniek en die van de bedrijfsvereniging moeten
in acht worden genomen.
•
Het relais dient bij werkzaamheden hieraan spanningsvrij geschakeld, op spanningsvrijheid
gecontroleerd en tegen opnieuw inschakelen beveiligd te worden.
•
Als het potentiaalvrije contact van de relaisuitgang met een gevaarlijke spanning extern gevoed
wordt, dan moet gegarandeerd worden dat deze bij werkzaamheden aan het relais eveneens
uitgeschakeld wordt.
•
Het relais bevat enkel onderhoudsvrije onderdelen. Door eigenhandige ombouwwerken resp.
herstellingen aan het relais vervalt elke garantie en aansprakelijkheid van de fabrikant.
•
Het beveiligingssysteem dient met passende tijdsintervallen door deskundigen gecontroleerd en
te allen tijde inzichtelijk gedocumenteerd te worden.
Veiligheidsaanwijzingen
•
Met het relais is zowel werking op 230 V als met 24 V mogelijk. Door de bedrijfsspanning op de
verkeerde klemmen aan te sluiten kan het relais kapot gaan.
•
Niet in directe nabijheid van sterke warmtebronnen monteren.
•
Bij capacitieve en inductieve verbruikers dient voor voldoende beveiligingsschakeling gezorgd
te worden.
•
Het gebruik van het veiligheidsrelais met een geopende behuizing is niet toegestaan.
Voor een ontwerp van het beveiligingssysteen volgens de norm EN ISO
18349-1:2008 categorie 2, moet vóór elke gevaarlijke beweging van de
installatie / machine een test van het beveiligingssysteem plaatsvinden.
Het gebruik of het bedraden van het veiligheidsrelais SK 31 zonder testen,
voldoet niet aan deze veiligheidseisen.
In geval van het niet in acht nemen of opzettelijk misbruik vervalt de
aansprakelijkheid van de fabrikant.
44