Toetsbediening en aanduidingen
aansluitschema
De Route Control 10772 mag alleen worden
aangesloten op ROCO Centrale 10751 en
Digitale Versterker 10761 of op de LENZ Digital
Plus Centrale LZ100 en Versterker LV101.
Algemeen
De RouteControl maakt eenvoudige bediening van
wissels en wisselstraten mogelijk. De RouteControl
kan naar keuze op het DatenBUS met de Locmuis 2
(10760) en Versterker (10761) of de gelijkwaardige
LENZ Digital Plus produkten (X-Bus) worden
aangesloten of op de MuisBus met Locmuis 1 (10750)
en Centrale (10751).
De groene en rode LED geven de laatst gekozen
opdracht aan. In een DatenBUS systeem met Locmuis
2 (10760) geven de LEDs de laatst gekozen opdracht
aan. In het display wordt het nummer van de
laatste gekozen wissel (of ander magneetartikel) of
wisselstraat weergegeven.
In het MuisBus (Locmuis 1) kan slechts één
RouteControl worden aangesloten. Terugmelding
is niet mogelijk, omdat de Centrale 10751 de
wisselinstellingen niet opslaat. De LEDs geven
zodoende alleen de laatste gegeven opdracht weer.
In het DatenBUS (Locmuis 2) kunnen 10 appa-
raten worden aangesloten, waarvan max. 2 stuks
RouteControl. In combinatie met de Locmuis 2 geven
de LEDs de laatst gegeven opdracht weer. Als de
LEDs niet branden heeft de centrale (Locmuis 2) de
opdracht nog niet als uitgevoerd herkend.
In principe geven de LEDs de laatste opdracht weer.
De Centrale 10761 en Booster 10762 beschikken niet
over ondersteuning van terugmelding.
Aantal te bedienen wisselnummers:
MuisBus 1 tot 128,
â
DatenBUS 1 tot 256.
â
Aantal te bedienen wisselstraten:
NL
in ieder systeem 32
â
MuisBus /DatenBUS
Gebruik voor de verschillende systemen de juiste
kabel (zie fig. 2)
MuisBus systeem: kabel met 5-polige DIN stekker
(rond)
30
Fig. 1
Fig. 2
DatenBUS systeem: kabel met 6-polige Western
stekker (vierkant). Gebruik uitsluitend de slave
uitgang van de versterker 10761.
Bediening
van
wisselstraten
Met behulp van de toetsen 0...9 of de driehoekige
cursortoetsen wordt het te bedienen wisselnummer
in het display zichtbaar gemaakt. Met de toetsen
"Rechtuit" of "Afbuigen" wordt vervolgens de op-
dracht aan de gekozen wissel gegeven. Enkelvoudige
wissels hebben nummer 001 tot en met 256, waarna
de nummering in F.01 tot en met F.32 voor de wis-
selstraten doorloopt. Met de instellingen C1, C2 en
C6 kan de bereikbaarheid van de nummers worden
vereenvoudigd c.q. beperkt.
De groene en rode LEDs geven informatie over de
laatst gekozen opdracht in zowel het MuisBus als
DatenBUS systeem. In het DatenBUS systeem is een
nauwkeurige terugmelding via de LEDs mogelijk
indien de wisselaandrijving over terugmelding
beschikt.
Als geen van beide LEDs brandt, heeft de wissel
geen opdracht gekregen sinds het Wissel Keyboard
is aangeschakeld. Indien beide LEDs knipperen in
het DatenBUS systeem, dan is op het in het display
aangeduide adres een terugmelder aangesloten in
plaats van een Wisseldecoder.
Als een nummer wordt ingegeven dat boven het
maximum ligt verspringt het display naar het hoogst
mogelijke nummer. Het is niet mogelijk adres 000 in te
geven of voorloopnullen te gebruiken bij het ingeven
van een wisseladres. Geeft u bijvoorbeeld "5" in:
de RouteControl vult dit binnen twee seconden zelf
aan tot "005" of zodra een schakelopdracht wordt
gegeven. Foutief ingegeven nummers kunnen worden
overschreven. Met de rode of groene richtingtoets kan
het foutief ingegeven nummer worden gewist. De
LEDs geven middels knipperen aan dat de schakelop-
dracht in deze richting reeds is doorgegeven.
Als eerst een 0 wordt ingegeven schakelt de
RouteControl over op wisselstratenbediening: in
het display verschijnt „F." Dit wordt na 2 seconden
automatisch aangevuld tot „F.01" (het eerste
wisselstraatadres). Het ingeven van 00 resulteert in
de eerste mogelijke wisselstraatadres „F.01". Een
foutieve ingave laat zich herstellen door deze te
overschijven met het numerieke toetsenbord (begin
met een 0) of met de cursortoetsen.
wissels
en