Chicco urban Mode D'emploi page 36

(Fig. 7A) en span de riem door te werk te gaan, zoals wordt getoond
in Fig. 7B.
LET OP: controleer regelmatig of de riem goed gespannen is.
8. Om het zitje te monteren, breng je de twee bevestigingselemen-
ten, zoals wordt getoond in Fig. 8, op de hiervoor bestemde plaat-
sen in de ronde geledingen van de wandelwagen (Fig. 8A) aan, tot
je de vergrendelklik hoort.
LET OP: verzeker je ervan dat het zitje inderdaad geïnstalleerd is,
door het omhoog te trekken.
9. Het zitje kan in beide richtingen op de wandelwagen worden ge-
monteerd: zowel naar de straat gericht (Fig. 9) als naar mama of
papa gericht (Fig. 9A).
10. Om het zitje te demonteren, druk je op de grijze knoppen aan de
zijkanten en trek je het omhoog (Fig. 10). Deze handelingen mogen
niet worden verricht met het kind in het zitje.
LET OP: verwijder het zitje niet van de wandelwagen, terwijl het
kind erin zit.
HET ZITJE AFSTELLEN
Als het zitje eenmaal op het frame is gemonteerd, kan het op drie
verschillende standen worden afgesteld.
11. Het hele zitje kan worden afgesteld door de knoppen op de mid-
delste geleding tegelijkertijd in te drukken (Fig. 11).
12. De schuine stand van de rugleuning ten opzichte van het zitje
kan worden gewijzigd met behulp van de knijper, zoals wordt ge-
toond in Fig 12.
DE VOETENSTEUN AFSTELLEN
13. De voetensteun kan op verschillende standen worden afgesteld
door de knoppen, die worden getoond in Fig. 13, tegelijk in te drukken.
HET ZITJE IN KINDERWAGEN OMVORMEN
LET OP: dit product is geschikt voor een
kind dat nog niet alleen kan zitten, zich
nog niet kan draaien en nog niet op de
handen en knieën kan gaan zitten. Maxi-
mumgewicht van het kind: 9 kg.
Om het zitje in kinderwagen te veranderen volg je de stappen die
vervolgens worden beschreven:
14. Maak de gespen onder het zitje los (Fig. 14 – 14A).
15. Zet de voetensteun horizontaal, stel de rugleuning op de laag-
ste stand af (Fig.15), zetje het zitje schuin met de knoppen die in
figuur 11 worden getoond, en zet de kinderwagen op de horizon-
tale stand (Fig. 15A).
LET OP : de kinderwagen mag uitsluitend
op de horizontale stand worden gebruikt
(Fig. 16A). Stel de kinderwagen niet op de
schuine stand af (Fig. 16B, Fig. 16C).
16. Verwijder de veiligheidsgordels (zie de paragraaf DE VEILIG-
HEIDSGORDELS VERWIJDEREN) en let erop dat je ze buiten be-
reik van het kind bewaart.
17. Het gewatteerde matrasje erin leggen: om het matrasje erin te
leggen, maak je het met behulp van de interne ritssluiting aan de
stof van de wandelwagen vast (Fig. 17). De rits bevindt zich aan
het hoofdeinde.
18. Doe het plastic gedeelte van het matrasje om de stang van het
frame aan het voeteneinde (Fig. 18). Maak ten slotte de knopen
dicht, die zich aan beide kanten bevinden (Fig. 18A).
LET OP: de kinderwagen moet vanaf de
geboorte tot een leeftijd van 6 maanden
worden gebruikt.
LET OP: Wanneer het zitje de kinderwa-
genconfiguratie heeft, moet het met het
gezicht naar mamma op de wandelwagen
worden bevestigd (Fig. 18B, Fig. 18C).
LET OP: verwijder de kinderwagen niet van
de wandelwagen, terwijl het kind erin lig.
DE VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIKEN
De wandelwagen is uitgerust met een reeds gemonteerd veilig-
heidssysteem met vijf verankeringspunten bestaande uit twee
schouderbanden, twee afstelknoopsgaten, een buikgordel en een
tussenbeenstuk met gesp.
LET OP: om de gordels aan de lichaamsbouw van het kind aan te
passen, gebruik je de schoudergordels door ze eerst door de twee
afstelopeningen te halen, zoals wordt getoond in Fig. 19.
19. Na het kind in de wandelwagen te hebben gezet, doe je hem de
veiligheidsgordels om door de twee vorken eerst door de opening
van de schouderbanden te laten lopen (Fig. 19A) en ze vervolgens
in de gesp van het tussenbeenstuk te steken (Fig. 19B); stel de leng-
te van de gordels af door ze op de schouder en het lichaam van het
kind aan te laten sluiten. Druk op de zijvorken en trek eraan, om de
buikgordel los te maken (Fig. 19C).
LET OP: gebruik altijd de veiligheidssyste-
men. Voor de veiligheid van je kind gebruik
je altijd alle vijf de verankeringspunten van
de veiligheidsgordels.
20. Voor meer veiligheid is de wandelwagen uitgerust met D-rin-
gen om volgens de voorschriften BS 6684 een extra veiligheids-
gordel vast te kunnen maken. De ringen bevinden zich rechts en
links aan de binnenkant van de zitting van de wandelwagen, zoals
getoond wordt in (fig. 20).
DE VEILIGHEIDSGORDELS VERWIJDEREN
De veiligheidsgordels kunnen worden verwijderd (om ze te wassen
of bij het gebruik op de kinderwagenconfiguratie).
21. Om de gordels te verwijderen, moet de buikgordel uit de hier-
voor bestemde D-vormige ringen worden gehaald en de schouder-
banden uit de openingen in de stof van de rugleuning.
Na de veiligheidsgordels te hebben verwijderd, verzeker je je ervan
dat ze met behulp van de verankeringspunten weer goed worden
aangebracht.
Om de veiligheidssystemen weer aan te brengen, volg je de vervol-
gens beschreven volgorde nauwkeurig:
22. Haal de riem door de lus, zoals wordt getoond in (Fig. 21) en let
erop dat de lengteregelaar geplaatst is zoals in (Fig. 22).
23. Pak de plastic lus van de schouderbanden vast en doe hem in de
stoffen ring van de riem (Fig. 23).
24. Na deze handeling goed te hebben verricht, trek je de riem omlaag
tot hij door de stoffen ring loopt (Fig. 24A-24B).
25. LET OP: verzeker je er na de montage van dat de plastic lussen
goed zijn gemonteerd. Controleer of de betreffende uitstekende ho-
rizontale delen van de plastic lussen naar de buitenkant van de zitting
zijn gedraaid als ze eenmaal op de bijbehorende vorken zijn gemon-
teerd (fig. 25A-25B).
Na de montage moeten de gordels weer op grond van de lengte
van je kind worden afgesteld.
REM
De wandelwagen is uitgerust met een pedaalrem op de achteras.
26. Om de wandelwagen op de rem te zetten, moet je het pedaal
met een voet omlaag drukken (Fig. 26).
27. Om de wandelwagen van de rem te halen, moet je het pedaal
omhoog duwen (Fig. 27).
LET OP: gebruik altijd de rem als je stopt. Laat de wandelwagen
36