5.3.5 Het stroomaggregaat reinigen
Voor een goede werking van het apparaat moet het regelmatig worden gereinigd. Als het apparaat is geïnstalleerd in een ruimte,
controleer dan altijd de reinheid en de goede staat van de installatie. Als het apparaat buiten wordt gebruikt (bouwplaatsen, stoffige,
modderige of beboste omgevingen, corrosieve atmosfeer, enz.), moet het frequenter worden gereinigd.
Het gebruik van een waterstraal of een hogedrukreiniger kan het apparaat ernstig beschadigen en is verboden.
1.
Borstel de luchtingangen en -uitgangen van de motor en, indien van toepassing, de vonkenvanger voorzichtig schoon.
2.
Reinig het apparaat met een spons met water en een mild wasmiddel (type autoshampoo bijvoorbeeld) en spoel het
daarna af met schoon water om elk spoor van het reinigingsmiddel te verwijderen.
Het gebruik van zeepsop en afdrogen met een zachte en absorberende doek is ook mogelijk. Hardnekkige vlekken en vuil kunnen worden
verwijderd met een geschikt oplosmiddel (white spirit of gelijkwaardig) en afgedroogd worden met een zachte en absorberende doek
3.
Controleer de goede algehele staat van het apparaat (het ontbreken van lekkages, het vastzitten van bouten en moeren,
van aansluitingen en slangen, enz.).
4.
Breng een roestwerend middel aan op de beschadigde delen en vervang eventueel defecte delen en beschadigde
stickers.
Gebruik alleen originele onderdelen en neem, indien nodig, contact op met een van onze agenten.
Controleer bij het reinigen van het apparaat de tankontluchtingsleiding (A24) op mogelijke verstoppingen en zorg ervoor dat de
lucht vrijelijk kan circuleren. Laat het apparaat in geval van twijfel nakijken door een van onze erkende agenten.
6 Vervoer en opslag van het stroomaggregaat
6.1
Omstandigheden van vervoer en verplaatsing
Behandel het apparaat voorzichtig en zonder schokken en zorg ervoor dat de plaats waar het zal worden opgeslagen of gebruikt op
voorhand is klaargemaakt. Voor het vast installeren op een trailer of in een voertuig vooraf overleggen met een van onze erkende
agenten.
Voor elk transport van het apparaat alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen:
1.
Zorg ervoor dat de gebruikte route vlak en berijdbaar is. Mocht het gebruik van een geaccidenteerde route onvermijdelijk
zijn, dan dient de brandstof voor aanvang van de reis worden afgetapt in een jerrycan.
2.
Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten, sluit de brandstofkraan (indien aanwezig) en koppel de startaccu
(indien aanwezig) los.
3.
Vervoer het apparaat te allen tijde in zijn normale gebruiksstand, leg het nooit op zijn kant. Zorg ervoor dat het materiaal
niet uit het voertuig kan vallen zonder er teveel druk op toe te leggen (gevaar op schade aan het materiaal).
6.2
Omstandigheden van de opslag
De brandstof aftappen:
1.
Draai de tankdop los (A6).
2.
Maak de brandstoftank leeg met behulp van een hevelpomp en vang de brandstof op in een geschikte opvangbak.
3.
Draai de vuldop van de brandstoftank weer vast.
4.
Start het apparaat en laat het draaien tot het door brandstofgebrek stilvalt.
5.
Sluit de brandstofkraan (A7-C1).
De cilinders en de kleppen met olie smeren:
6.
Verwijder de ontstekingsbougies (A17-E2) en giet vervolgens een koffielepel verse motorolie in het bougiegat.
7.
Monteer nieuwe bougies.
8.
Draai de sleutel op "ON" en druk op "START" om de olie in de cilinders te verdelen.
Het stroomaggregaat opleggen:
9.
Vervang het brandstoffilter.
10. Vervang de motorolie als de motor nog lauw is.
11. Reinig of vervang het luchtfilter.
12. Maak de accu los.
13. De buitenkant van het apparaat reinigen, een anti-roestproduct aanbrengen op de beschadigde onderdelen.
14. Dek het apparaat af met een beschermhoes en sla het in de normale gebruikspositie op in een schone, droge en goed
geventileerde ruimte.
Deze procedure voor de opslag of het overwinteren geldt voor het geval dat het apparaat maximaal 1 jaar niet wordt gebruikt. Als
het stroomaggregaat voor een langere periode wordt opgeslagen, adviseren wij contact op te nemen met de dichtstbijzijnde agent
of om het apparaat eens per jaar gedurende enkele uren te laten draaien en na afloop daarvan de opslagprocedure weer uit te
voeren.
61/220