3.
Controleer dat de afvoerleiding een zodanige helling heeft dat een normale terugstroom van
eventuele afvoer wordt gegarandeerd.
4.
Sluit de afvoer op het rioolstelsel aan.
5.
Als de helling van de afvoerbuis onvoldoende mocht blijken te zijn, dient u een opvoerstation te
installeren om de verwerking van de afvoer zeker te stellen.
4.3 Aansluiting van de buis voor het water uit de waterleiding
Ga als volgt te werk:
1.
Sluit de buis voor toevoer van water uit de waterleiding op de slang aan met een moer zoals u op
de afbeelding ziet en gebruik daarvoor de speciale dichting ( zie afb. 01, punt 2, blz. 73).
2.
controleer dat de vlotterkraan op de juiste manier in het reservoir voor water uit de waterleiding
geplaatst is (zie afb. 01, blz. 73), waarbij de vlotter vrij moet kunnen bewegen; denk eraan altijd
het deksel op het reservoir terug te leggen (zie tekening 6 van de bijlage).
LET OP
De vlotterkraan die de instroom van het water uit de waterleiding moet reguleren, is ontworpen om te
werken bij een druk van ten hoogste 4 bar en een wateropbrengst van 10 l/min. Indien de netdruk
hoger is dan deze waarde, dienen er voor de vlotterkraan een drukverminderingsklep en een
roosterfilter te worden geïnstalleerd om de vlotterkraan te beschermen tegen onzuiverheden die de
werking ervan nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Een te hoge druk van het water in de buis van de
waterleiding kan lekkage veroorzaken of breuk van de vlotterkraan binnenin het systeem.
Het is raadzaam een afsluitklep voor de vlotterkraan te installeren, zodat het mogelijk is wateraanvoer
uit de waterleiding in geval van defect of storing af te sluiten en onderhoudswerkzaamheden onder
goede, veilige omstandigheden uit te voeren.
4.4 Aansluiting van de aanzuigleiding van regenwater
De aanzuigleiding moet een binnendoorsnede hebben van ten minste DN25 en moet altijd een helling
naar het opvangreservoir hebben. Zorg ervoor dat er zich geen luchtbellen vormen en voordat u de
aanzuigleiding op het systeem aansluit dient u zich ervan te vergewissen dat die schoon is (spoel hem
eventueel met schoon water door). (Vermijd sifons, hoogste punt, de aanzuigleiding mag nooit boven
de pomp lopen.)
Installeer het systeem zo dicht mogelijk bij het opvangreservoir voor regenwater; om te controleren of
de afstand niet te groot is, kunt u onderstaande tabel gebruiken. Voor een goed rendement van de
pomp mag de lengte niet meer dan 20 meter en de aanzuighoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
Voor het geval de lengte en de aanzuighoogte groter zijn, dient u nog een pomp te gebruiken die in
serie op die van het systeem dient te worden aangesloten om het aanzuigprobleem van de pomp te
verhelpen.
Het aanzuigpunt moet zodanig gekozen worden dat er altijd schoon water aangezogen wordt; gebruik
een aanzuigset en installeer die zoals dat op afbeelding 03, blz. 79 is aangegeven.
Installeer altijd een filter om te voorkomen dat ongerechtigheden kleppen of interne delen van de
pomp zullen blokkeren.
NEDERLANDS
79