2 - INSTALLATIE
2.1 - TRANSPORT VAN DE AIRCONDITIONER
• Het transport en de verplaatsing van het apparaat moet in de verticale stand
plaatsvinden.
Als het apparaat in horizontale positie wordt vervoerd, moet het ten minste twee
uur rechtop staan alvorens het in gebruik te nemen.
• Alvorens het apparaat te verplaatsen of te vervoeren, moet het condenswater
volledig afgevoerd worden, zoals beschreven wordt in paragraaf 4.2.a
WAARSCHUWING
Transport van de airconditioner op kwetsbare vloeren (bv. houten vloeren):
• Voer het condenswater volledig af.
• Let tijdens de verplaatsing van de airconditioner bijzonder goed op omdat
de wielen sporen op de vloer kunnen achterlaten. Ofschoon het onbuigzame
zwenkwielen betreft, kunnen deze beschadigd raken door het gebruik of vuil
worden.
Er wordt aanbevolen te controleren of de wielen schoon zijn en vrij kunnen
draaien.
2.2 -
WAARSCHUWINGEN
De veronachtzaming van het volgende kan het apparaat schade berokkenen.
a. Installeer de klimaatregelaar op vlakke, stabiele oppervlakken
en op de vloer.
b. Sluit de klimaatregelaar alleen aan op stopcontacten die van
een aarding voorzien zijn.
c. Controleer of gordijnen of andere voorwerpen de
luchtaanzuigfilters niet afsluiten (Afb.7).
d. Controleer of tussen de klimaatregelaar en aangrenzende
wanden een minimum afstand van 30 cm gehandhaafd blijft
(Afb.1).
e. Bij het in gebruik nemen van het apparaat moet altijd opgelet worden of er geen obstakels
zijn voor de aanzuiging en de uitlaat van de lucht.
f. De airconditioner mag niet in vertrekken gebruikt worden die als wasruimte dienen.
g. Installeer de airconditioner uitsluitend in droge vertrekken.
h. De airconditioner moet niet worden geactiveerd in de aanwezigheid van gevaar-
lijke materialen, dampen of vloeistoffen worden gebracht
i. Reinig de luchtfilters minstens één keer per week.
NL - 18